roop Doddeltjes dood
bleef onbemerkt
dit nog versterkt
door het WK
de avondzon scheen zwaar
door het velours van de gordijnen
trok zilveren lijnen
en in het licht danste stof
het enige wat danste
want Doddeltje zat stil
geen kwestie van wil
maar vraagloos gebeurd
haar leven was al langer voorbij
was nooit begonnen
de stroom was geronnen
als kind in Oostende
meisjes gaan niet naar school
het credo uit die jaren
bidden werken baren
en eten wat God schaft
een leven lang dweilen
voor een priester en God
in haar ontluiking beknot
in vooroorlogs Oostende
van baren kwam niets
het was de kerk die haar nam
en geen aanbidder die kwam
tussen haar en de Heer
toch was ze getrouwd
het was een visser geweest
die op een kerkelijk feest
teveel had gedronken
het huwelijk werd voltrokken
en Doddeltje was tevreden
haar leven had een reden
en al dat poetsen een zin
weinig zegenrijke maanden later
was haar man op zee gebleven
zijn lichaam van de kust gedreven
en zij alweer nog steeds alleen
ze keerde terug naar Gods werk
poetste om te vergeten
werkte stil verbeten
naast de wereld voor de deur
soms had ze aan zonde gedacht
vage behaaglijke beelden
van handen die haar streelden
en warmte die haar vulde
maar na verloop van leegte
werd haar vervulling handarbeid
en ze breide voor de mensheid
tot de beelden waren verdwenen
ze had gediend voor haar leven
want ze had niets beters te doen
en/of geleerd en op een zoen
wilde ze niet meer wachten
Doddeltje werd grijs en rond
een oma die geen oma was
die naast de bijbel Mien van ’t Sant las
als ze ’s avonds zat te breien
truien sokken spreien haar productie
met haar medemens begaan
godvruchtig haar bestaan
de hemel als de laatste hoop
de verzorging van haar pater
was alles wat haar restte
deze kreeg slechts nog het beste
en nam tot zich wat tot hem kwam
zoals het de kerk betaamt
eerwaarde vervette zienderogen
en de god zonder mededogen
plukte ook hem uit zijn bestaan
ze trok zich nu volledig terug in
de eindeloze stilte van haar
lege parochie waar
geen mens haar meer kende
en geen mens haar meer zag
nooit geleefd maar lang geleden
nooit gevierd teveel gebeden
altijd boete nooit tevreden
ze telde steken als ze breide
maar verder bleef haar leven stom
de dood van een vrouw kortom
die wel kon breien maar niet dansen
en toen men haar vond
was het boek op haar schoot
Er is geen leven voor de Dood
door Wilhelmina Vondeling

Over roop

roop (1962) houdt zich met meer en minder succes bezig met het schrijven en voordragen van betere en slechtere gedichten.
De archivaris voegt toe: hij is nog steeds zeer actief als schrijver en dichter op het Internet.
Roderik Plaat schreef (onder zijn pseudoniem) ook op Schrijf.Net