Vertaling door Paul Claes en Mon Mys, 1997, De Bezige Bij.
(Een onmogelijke beschrijving door een argeloze)
Ik durf dit geen recensie te noemen. Dit is de uiting van verstomming na het
lezen van dit boek, meer niet, een stamelopstel.
Ik wist niet wat mij te wachten stond toen ik voor het eerst dit boek ter hand
nam. Ik vond mogelijk alle dingen die ik eerder gehoord en gelezen had over
deze roman wat overdreven. Nu besef ik welk een titanenstrijd de twee
vertalers hebben geleverd om dit beest te bestrijden. Hebben ze een prijs
gekregen voor dat werk? Ik weet het niet, maar zo ja …ze verdienen een
grotere.
Menige beschrijving zal tekort geschoten zijn en dat zal ook het geval zijn
met de dingen die ik hier schrijf. Ik heb duizenden kleuren gezien. Probeer
daar maar eens een indruk van te geven. Is dit een excuus vooraf? Ja, en niets
minder dan dat. Wat maakt het dan dat ik me hier toch aan waag? Ik gebruik met
nadruk de woorden “wat maakt het dan dat…" omdat het “waarom”
een onvoldoende vraag is. “Wat maakt het dan dat …" vraagt naar mijn
beweegredenen en daar kan ik niettemin kort over zijn. De lezer van dit stuk,
die zich nog niet gewaagd heeft aan het werk zelf, zal ik mogelijk
afschrikken. Toch zeg ik: neem het tot je. Ik wil de lezer bewegen. Dat kan
ook op een andere manier dan het zelf lezen, maar daarover later.
Men zegt dat het boek een dag uit het leven is van drie mensen die in 1904 in
Dublin wonen, leven, werken en alles doen wat een mens zo doet om met een
wakker lijf te “zijn”. Deze mensen zijn, misschien ten overvloede
gezegd, Leopold Bloom, een Joodse advertentiecolporteur, zijn vrouw Molly
Tweedy en Stephen Dedalus. Als iemand een dag op die manier bewust zou
doormaken, dan wachtte alleen nog lethargie daarna. Had iemand een
voorstelling van Joyce (zijn portret - een oude heer reeds - staat op de
achterzijde van het boek, in een pose waarbij het lijkt of hij op het punt
staat betrapt te worden en waarbij onmiddellijk opvalt dat hij lijkt te
denken: wat kan mij nog gebeuren na dit boek?) zoals ik, dan komt men bedrogen
uit. Zelf ben ik nooit in Ierland geweest. Het land schijnt eeuwig intens
groen te zijn, een land waar sagen en legenden bij wijze van voorbeeld voor de
mensheid uitgevonden zijn. Het krioelt er van trollen. Het land klit mystiek
aan de rotsen van zijn kust, het volk eeuwenlang slachtoffer van Engelse
arrogantie. Het heeft zichzelf ontvoogd en alles wat Ulysses ademt, is
ontvoogding, of misschien wel de tragiek van de ontvoogding. Een helser (of
hemelser) vonk had niet kunnen ontbranden van het eeuwig natte eiland, dan wat
Joyce ervan gemaakt heeft. In die zin is hij de nieuwe legende, de nieuwe trol
en treedt hij in de voetsporen van de traditie. Hij doet dat op een volkomen
verwarrende manier. Het boek is feitelijk geschreven tegen de traditie in en
juist daardoor zit het vol bezweringen en toverspreuken, die herinneren aan
oude riten van Keltische priesters, priesteressen, hun knapen en maagden.
(Overigens verdenk ik hen ervan de graancirkels te maken in Engelse akkers om
hen, de Engelsen dus, te straffen voor hun jarenlange knechting van Ierse
pachters. Joyce kan die cirkels verzonnen en getekend hebben).
Is het boek wel Iers? Ik vind wel dat dat zo is, maar het is ook kosmisch.
Ierland heeft wellicht een geheime verbinding met de kosmos. Net als het
Joodse volk, is het Ierse volk een uitverkoren of verworpen volk (zoals Joyce
het zelf ook veronderstelt). Hij heeft gekozen voor de hoofdpersonen Bloom,
een Jood en Dedalus, een Ierse intellectueel met een mistig beroep (niet goed
voor dit, niet goed voor dat), dichter en Shakespeare-kenner. Met Dedalus
knoopt hij ook weer aan bij de Griekse mythologie. Hij maakt een verbinding
met Daedalus, de Kretenzische labyrinthontwerper. Daarbij verwijst de titel
van het boek uiteraard naar Odysseus van Homeros. De vertalers verwijzen in de
inhoudsopgave naar de verschillende onderdelen van de Odyssee, zoals die
overeenkomen met de onderverdeling die Joyce maakt in zijn boek. Hierdoor kan
men - als men de Odyssee gelezen heeft - de ontwikkeling van het boek in
parallel volgen. Dit betekent niet dat men Homerus daarvoor perse gelezen moet
hebben.
Ik zal niet ingaan op een vergelijking met de Odyssee in de hand. Anderen
zullen dat zeker goed en diepgaand gedaan hebben. Is Bloom Odysseus? Is
Dedalus Telemachos, Molly Penelope? Enzovoorts…het zijn vragen waar ik me niet
aan waag omdat ik daarvoor te weinig weet. Zo simpel is dat. Ik wil alleen
mijn verwondering beschrijven om een boek, dat ik als argeloze gelezen heb.
Ulysses past in een traditie en tegelijkertijd ook weer niet (voor zover ik
kennis heb van tradities). Het is een gotspe. Het is geschreven met een
gloeiende pook, balorig tegen alle traditie in. Joyce maakt een lange neus en
spuugt. Hij is gemeen geheimzinnig en toch draait hij telkens het geheim weer
open. Uit de werkelijkheid haalt hij een werkelijkheid, die een nieuwe
hallucinatie blijkt te zijn: wanen in een onnavolgbare reeks. Veel zinnen
worden gevolgd door zinnen die je daar niet verwacht. Je komt benen tekort om
steeds opnieuw verkeerd op gezet te worden.
Je hebt er een boek voor nodig van drie keer of meer de omvang van Ulysses
zelf om een beschrijving te maken … en dat voor een dag in Dublin.
Ongetwijfeld zijn er velen voor mij geweest die getracht hebben een
beschrijving te geven. Ik weet het niet. Ik ken de durvers niet. Ik heb er
niets van gelezen. Ik dorst dat niet, bang afgeschrikt te worden. Ik heb
gewoon de vertaling van Claes en Nys als cadeau gevraagd, gekregen en ik heb
gelezen. Ik telde de pagina’s, eerlijk is eerlijk, die nog moesten
komen. Ik verafschuwde de pagina’s die nog moesten komen en
tegelijkertijd zat ik opgesloten in de bezwering van Joyce. Vaak dacht ik:
moet ik dit nu lezen? Hier staat klinkklare onzin. Dit wil toch niemand lezen.
In Den Haag is een boekenwinkel met de naam van de titel van het boek:
Ulysses. Het staat op de Dennenweg. De eigenaar van deze zaak organiseert
regelmatig, of meer waarschijnlijk onregelmatig voorleesdagen, waarbij het
boek aan een publiek wordt voorgelezen. En hij heeft gelijk, ik bedoel: dit
boek moet hardop worden gelezen, als een gedicht, als een ridderepos aan een
gehoor dat niet bekoord wil worden, maar beledigd, uitgescholden op een
benauwend intrigerende manier. Ik zou zo beledigd willen worden, dank je wel.
Elke beschrijving loopt uit op niets. Niet beschrijven of erover nadenken,
maar het voor laten lezen en het ondergaan. Op deze manier kan je het boek het
beste tot je nemen. Ik wed dat ik door het lezen nog geen vijf procent heb
meegekregen van het boek. Ieder die mij wil neer sabelen met deze tekst, mag
zijn gang gaan: ik leer er wel van. Ik hoop die vijf procent naar tien te
krijgen. Het is niet anders. Tot nu toe heeft geen ander boek mij bewogen
erover te schrijven, dit boek wel. Ik moest wel, gedreven door een onvermoede
kracht. In heel veel episoden heb ik me knarsend bewogen van pagina naar
pagina, van zin naar zin, bij sommige passages van regel naar regel en soms
van woord naar woord. Ik ben het zat. De volgende keer laat ik het mij
voorlezen. Je moet dan wel een goede voordrachtkunstenaar hebben, eentje zoals
meneer Frits Bolkestein misschien. (Wat zou hij kosten per pagina?)
Ben je als lezer wel eens anders uit een boek tevoorschijn gekomen ? Hier
krijg je een draai om je oren. Ik wist niet dat dit bestond. Joyce heeft een
woordenschat van een dozijn schrijvers met een bovennormaal verstand. En
stijl? Hij lijmt, scheurt, stapelt, trekt en legt verbanden, brandt en blust,
draait, keert, loopt lineair, circulair, haalt binnenkanten uit binnenkanten,
lacht, lacht zich kapot, zeurt, zanikt, blaft, slijmt, vleit, zeikt, spot,
spot, spot, schiet werkelijkheden en wanen onderste boven, is balorig,
hilarisch, vulgair en verfijnd, schrijnt, is langdradig, ingewikkeld en simpel
en speelt de vermoorde onschuld. En dat voor hooguit een tientje of zes, zeven
(pocket).
En dat is niet alles.
Je krijgt voor dat geld ook de gruwel van de sleur, maar dan uitvergroot en
binnenste buiten gekeerd. Het verbaast mij dat wij ons collectief kunnen
verbazen over het echte leven, de schandalen. Kranten en tv vallen er als
wolven op aan. Veel schandalen, door waanbeelden geschapen en in de praktijk
gebracht als geniale denkbeelden, komen voort uit de dagelijkse sleur, juister
geformuleerd: het trachten de godvergeten dagelijkse deun en dreun te
verheffen tot iets wat op echt lijkt, iets wat wezenlijk lijkt te zijn. Je
moet iets doen, het spannend maken voor jezelf. Het echte-tijd-neuzeldrama
(oftewel in popie-Engels: “real-time-soap”) is zo enerverend als
een hemdje in een wasmand, wachtend op tabletjes (twee liefst) in een netje en
water van 40 graden Celsius of daaromtrent. Trek maar eens een willekeurig
laatje van een kast bij u thuis open. Joyce doet het bij Bloom (Ecclesstraat
nummer 7, Dublin). Hiermee zet hij een microscoop of een telescoop op de sleur
van het huishouden Bloom - Tweedy.
“wat bevatte de eerste lade die hij opende?
Een schrijfboek van Vere Foster, eigendom van Milly (Millicent) Bloom, met op
bepaalde bladzijden schematische tekeningen met bijschrift Papli,
voorstellende een groot bolvormig hoofd met 5 rechtopstaande haren, 2 ogen in
profiel, de romp in vooraanzicht met 3 reuzenknopen, 1 driehoekige voet, 2
verbleekte foto’s van koningin Alexandra van Engeland en van Maud
Branscombe, actrice en professionele schoonheid; een kerstkaart met picturale
representatie van een parasietplant, de legende Mizpah, de datum Kerstmis
1892, de naam van de afzenders: van Mr+Mrs M. Comerford, het versjes Breng’
u deze Kerstmistijd, Vreugde, vree en veel jolijt; een stompje rode half
gesmolten zegellak, gekocht …".
En zo gaat het nog meer dan een pagina door. Hij is daarin meedogenloos. Het
heeft hetzelfde effect als bij een septische put waarin excrementen in
vloeibare, half vaste of in vaste vorm door bacteriën in de tijd worden
afgebroken (als je maar lang genoeg wacht) of waarbij hemelwater door
pvc-buizen van de daken wordt afgevoerd.
Op deze wijze draait Joyce de wereld van de massale dagelijkse sleur naar
buiten, maakt het bijzonder. Hij doet dat veelvuldig en indringend. Het is
hilarisch, poëtisch en het oefent de lezer in het echte-tijd-neuzeldrama: een
heroïsche zwerftocht door gezeur en gesleur. Het hilarische schuilt er mede in
dat hij de sleur in kosmische proporties plaatst.
En dat is nog niet alles.
Probeert u zich eens voor te stellen wat u per seconde of een fragment daarvan
denkt, de indrukken die u op doet en verwerkt (of niet verwerkt), de context
waarin u de dingen plaatst, de herinneringen, de associaties die daarbij komen
of door u gemaakt worden. Dat is niet te doen. Joyce doet het.
“Vl. Wat vliegt daar rond? ‘n Zwaluw? Vleermuis wellicht. Denkt
dat ik een boom ben, zo blind. Kan een vogel niet ruiken? Metempsychose. Ze
dachten dat je van verdriet in een boom kon veranderen. ‘n Treurwilg.
Vl. Daar gaat hij. Grappig beestje. Waar zou hij wonen? In die klokkentoren
daar. Heel waarschijnlijk wel. Hangt met zijn pootjes omhoog in de reuk van
heiligheid. Vast door de klok opgeschrikt. Mis lijkt afgelopen. ‘k
Hoorde ze daar allemaal bezig. Bid voor ons. En bid voor ons. En bid voor ons.
Goed gevonden die herhaling. ‘t Zelfde met reclame. Koop bij ons. En
koop bij ons…".
Hoe echte-tijd-neuzeldrama wil je ‘t hebben? Hele volle pagina’s
lang. Na verloop van tijd ben je hem (Bloom), ga je op in zijn begeerte, lach
je met hem, stoor je jezelf aan dezelfde dingen en …toe maar. Joyce dweilt je
rond in zijn geest. Je wordt een zwerver in zijn geest, een dwaler die het
beste in het leven nastreeft, zijn best daarvoor doet. Hij kan het op een of
andere manier niet waarmaken.
Bloom voelt zich klein tegenover Dedalus. Hij bewondert hem, aanbidt hem
bijna, maar slaagt er niet in hem te benaderen omdat Dedalus zelf gevangen zit
in een niet te verwezenlijken streven. En verder wordt Bloom ook steeds
belemmerd door tegenstrijdige gevoelens en gedachten: mededogen, steeds
terugkerende voze gedachten, verdriet, een minderwaardigheidscomplex en een
schuldgevoel. Dat laatste is een vreemde mengeling van verdriet om het verlies
van een zoontje op jonge leeftijd en zijn besef van ontrouw in zijn relatie
met Molly, een besef waar hij steeds vandaan vlucht. Het lijkt een kracht te
zijn, die buiten hem om gaat. Molly is sterker dan haar man. Zij weet dat ook.
Bloom lijkt gevangen in de klem van het echte leven en is genoodzaakt te
zwerven in zijn wanen, die dikwijls een hoog realiteitsgehalte hebben.
Stephen Dedalus ondervindt in feite het zelfde. Het verschil is echter dat hij
er niet over in zit. Hij is jonger dan Bloom en onverschilliger. Hij verwacht
dat het ooit nog wel goed met hem komt en hij heeft nog veel tijd om het tij
te keren. Hij is onbesuisd, Bloom bezorgd, Molly krachtig.
Tegelijkertijd spant hier het vlies waarachter het geheim schuilt. Joyce
schrijft over een niet te vatten realiteit voor de hoofdrolspelers, maar
kennelijk ook voor hemzelf. Hij regisseert het dwalen, dat door de aard van
het dwalen zelf, doelloos is. Hij speelt daarbij wel met een vage niet te
noemen verwachting. Het is een dwaaltocht op de rand van de afgrond, zonder
dat het ooit echt fataal wordt. Ergens …ooit zullen we de dans ontspringen,
kunnen we het leven zelf ter hand nemen. In de kern is echter alles waar we
ons druk om maken banaal, lachwekkend en maar heel marginaal ter zake. Het is
een spiraal van kennis, kunde, vaardigheden, zowel in de wetenschap, als in de
kunst, dat in een ijl punt van tijd en plaats - waar dan ook - lijkt op te
lossen. Wanen, fantasieën, lusten, het gedoe om dagelijks overeind te blijven;
dat alles brengt ons voortdurend uit balans, gooit ons uit het spoor en het
kost veel energie om het te herwinnen, als het nog ooit lukt, tenminste.
En dat is de situatie waarin hij zijn spelers plaatst: de banvloek en de zegen
van het grotere verband, dat toch telkens heel concreet aanwezig lijkt: de
uitverkoren en verdoemde volkeren van Joden en Ieren. Dat is een schijnbaar
bovenwereldse realiteit, die op een spirituele manier lamlendig en
onontkoombaar aan de geesten, de collectieve beleving kleeft. De - althans
voor mij dikwijls onbegrijpelijke - symboliek is een middel om te vluchten en
tegelijkertijd een wapen van onverzettelijkheid in een niet te doorgronden
geestelijke guerrilla. Het zijn bezweringen of kennelijk zinloze
toverspreuken. Hoedt u, wees toch voorzichtig, lijkt hij te schreeuwen.
Gebruik het moeras en de schaduwplekken van het bos en zeker niet de openbare
weg.
Nog is alles niet verteld….
Ik weet het. Ik had het nog kunnen hebben over de Shakespeare-verhandelingen,
de relatie met Homerus, de verhoudingen tussen Ieren, Engelsen en Joden, het
racisme, nog meer spiritualiteit, erotiek, drank, zuipen, begrafenissen, de
katholieke kerk, vader-zoonrelatie, delirium, niet vervulde ambities, dromen,
dagdromen, huwelijk, bevallingen, de zee, zeep, paardenraces, orgaanvlees,
lingerie, hoeren, wanen. Sla het boek maar open en je vindt een teken, een
symbool en verwijzingen die je langs alle kanten kunt openen en besnuffelen.
Welk boek moet je gelezen hebben alvorens je iets begrijpt van Ulysses? Welk
niet? De academie van het leven …
© 2000
Willem van Lit / De Gekooide Roos