Dan zie ik haar. In films zou je violen horen aanzwellen. Dit is geen
film. Optrekkende auto’s en een opstijgend vliegtuig zijn de
achtergrondmuziek van dienst. In mijn hoofd is zojuist de bliksem
ingeslagen. Dat hoort bij thrillers. Wakker, klaarwakker in een droom.
Ik heb over dit soort ervaringen gelezen, ze als fabeltjes afgedaan.
Maar nu gebeurt het. Ik voel aan mijn hals. Mijn hart klopt nog, in
weerwil van wat ik dacht. Mijn luchtwegen functioneren ook, zij het dat
iemand er jeukpoeder in heeft gestrooid. Nu pas merk ik dat ik stil sta
— een standbeeld dat verbazing verbeeldt. Ik wil met mijn hoofd
schudden, terug de werkelijkheid in. Het lukt niet. Mijn ogen zitten met
een onzichtbare navelstreng aan de hare vast, terwijl ik die van hier af
niet eens kan zien. Behoedzaam doe ik een stapje dichterbij. Dit beeld
mag ik niet verstoren. Ze moet altijd zo blijven zodat ik altijd naar
haar kan blijven kijken. Dat doet ze niet. Staat ze op? Nee, gelukkig.
Ze is alleen maar gaan verzitten.
Ze omhelst haar knieën nu. De lange haren verhullen haar profiel dat net
nog de fontein achter haar belachelijk maakte. Zij is de vleesgeworden
reclame voor shampoo. Ook nog. Weer een stap. Ik plan een omtrekkende
beweging. Haar gezicht moet en zal ik zien, haar gelaatstrekken moet en
zal ik drinken. En dan? Ik weet het nog niet. Misschien heb ik mijn hele
leven geleefd voor dat moment. Misschien begin dan alles opnieuw. Nu al
tikken de seconden langzamer weg. Wedden dat de auto’s zometeen
pompoenen zijn? Ergens in mijn rugzak zit een glazen muiltje. Er schiet
me een term uit de wiskunde te binnen. Commutatief. Wat aan de ene kant
van de streep staat, heeft zijn spiegelbeeld aan de andere kant. 1 + 1
is hetzelfde als 3 - 1. Twee. Zij en ik. Voelt zij wat ik voel? Zal ze
me herkennen? Dat moet. Het zal. Want commutatief.
Wat is in tactisch opzicht slimmer? Moet ik haar van voren benaderen,
zodat ze me al van verre ziet aankomen? Of is achterom raadzaam? Hoe zou
ik willen dat de liefde mijn leven binnen loopt? Ik kom er niet uit.
Voor beide opties is iets te zeggen. Bovendien ben ik partijdig. Want ik
weet al dat onze enen opgeteld drie zijn. Zij weet het waarschijnlijk
ook, maar is zich daarvan nog onbewust. Aan mij om Doornroosje wakker te
kussen. Hoe?
Ik ben opnieuw bevroren. Aan wat mij bezielt, danken
keukenmeidenromannetjes verdomme hun bestaan. Doe iets. Loop op haar af,
vraag of ze iets drinken wil, bied haar een sigaret aan, iets. Kijk haar
desnoods alleen aan. Als het waar is wat je voelt, zal zij het voelen.
Commutatief, toch? Ik knijp mijn ogen samen, pers mijn tanden op elkaar.
Ik ben niet goed in dit soort dingen. Te vaak een modderfiguur geslagen.
Faalangst? Toe dan, eikel! Het geluk wordt je nota bene op een
presenteerblaadje aangereikt. Geluk, presenteerblaadje? Dat moeten we
nog maar afwachten. Ze kan verkering hebben, is misschien zelfs
getrouwd. Nou en?! Sprookjes bestaan. Vooruit met de geit.
Ik til mijn rechtervoet twee keer en mijn linkervoet driemaal op. Weer
een meter minder scheidt mij van haar. Ik heb nog steeds niet gekozen.
Er is namelijk nog een derde mogelijkheid: rechtdoor zee. Als zij al
niet adembenemend is dan is het de gedachte wel om over een paar tellen
oog in oog met haar te staan. Ik zou nog liever bungee jumpen. Ha ha!
Dat zou nog eens wat zijn. Ik ben al op haar gevallen. Nu nog
letterlijk. Van een metertje of vijftig stort ik mij tot pal voor haar
neus om even zo snel weer uit het gezicht te verdwijnen. Zou ik de tijd
hebben iets te schreeuwen zoals ‘voor altijd de jouwe’? Ach, ik zie
mezelf niet zo één twee drie een hijskraan uit mijn achterzak toveren.
Het zal op de orthodoxe manier moeten. God zegene de greep. Ik ga nu de
beslissende stap zetten. Alea iacta est. De dood of de gladiolen.
Wacht. Ze is opnieuw anders gaan zitten. Ze is nu een meetkundige figuur
waarvan de naam mij niet te binnen wil schieten. Ze steunt op haar armen
en de ruimte onder de lange benen is, los van het geheel beschouwd, een
driehoek. Dat kan ik zelfs zien. Millimeter voor millimeter kruipt
textiel op en word ik op meer van haar dijen getracteerd. Haar borsten
zijn voor het eerst zichtbaar, haar gezicht voor de tweede keer.
Verbeeld ik het me? Nee, ik kan haar tepels zien telkens als ze
ademhaalt. Lang leve de zomerjurk! Ze tart het heelal, sluit genietend
haar ogen, slaat haar hoofd achterover. Het haar raakt net de rand van
de fontein niet. Mijn God, wat is ze mooi. Vreemd. Ik wil haar bezitten.
Ik moet haar bezitten. Maar ik heb nog geen seconde aan sex gedacht.
Alles op mijn curriculum amoris is bij nader inzien platvloers. Zij is
een ode aan de schoonheid.
Nog een meter of tien. Ik meen haar te kunnen ruiken. De geur van een
bos na een regenbui. Of een veld madeliefjes waarin ik mij vlijd. Ik
kijk nog eens op. De zon heeft een aureool om haar lichaam getoverd. Dat
zullen haar donshaartjes zijn die ik stuk voor stuk met mijn lippen wil
verkennen. Mijn Odyssee, mijn queeste, mijn levenswerk.
Loodzwaar zijn mijn voeten. Ik krijg ze niet meer van de grond. Ik weet
dit te duiden. Mijn lichaam geeft het op omdat ik het besef. Ooit zal
zij zich ergeren aan de zes, zeven paar vuile sokken rond ons bed. En ik
zal mij boos maken omdat zij steeds het gas aan zal laten staan. Waarna
zij uit wraak vroeg gaat slapen en ik een late film verkies boven
intimiteit. Ik ben een sukkel dat ik dat denk. Maar ik denk het intussen
wel. Pats boem. De betovering is verbroken. Juist nu draait zij haar
hoofd om. Naar mij. Ze glimlacht. In haar ogen spot of uitnodiging. Het
kan allebei. Commutatief. Ik haal mijn schouders op en veins interesse
voor de fontein. Ik ben nooit goed in wiskunde geweest.
© 2000
Ep Meijer / De Gekooide Roos
Over Ep Meijer
Ep Meijer (Apeldoorn, 1959), vertelde al verhalen in de box, was jarenlang actief als free
lance journalist (publicaties in o.a. Vrij Nederland, Elsevier, Intermediair, Trouw en
NRC), verdiende de kost daarna als communicatieadvis/zeur en doet inmiddels bijna niets
anders dan schrijven. Publiceerde in verschillende literaire e-zines en tijdschriften, zoals De
Brakke Hond, LAVA, De Opkamer en Omslag. In oktober 2000 verscheen zijn
prozadebuut, Novembernovelle,bij uitgeverij EPO. Is gefascineerd door toeval en de (ijdele) pogingen van het individu om zijn stempel op de loop
der zaken te drukken.
Recensie door Willem van Lit van Novembernovelle in dit tijdschrift
.