De strofen stuiven nu daar ergens op.
Ze zeggen dat alleen bedoeïenen
de oneindige verten verdragen, waar het zand fluit
in de schaduw van het gladde duin, waar
ze rondzwerven met hun dommelende kamelen.
Je loopt over het kleed en laat daar
de sporen van je stappen achter. Langs de afbeeldingen
van de schorpioenen, klaar voor hun dodelijke
steek. Je antwoordt niet meteen op iets
van vroeger, noch op iets van nu. De stilte
klinkt machtig als een verloren compositie van Bach.
Een lichte aanraking van je hand, een snelle hagedis
over mijn knie. Je adem, de wind blaast
lichtjes en heet in mijn gezicht, zand.
Uit het Fins vertaald door Adriaan van der Hoeven
uit: Autiomaaretki (Woestijnreis, 2000)
© 2001
Jouni Inkala / De Gekooide Roos