Zij lopen in wisselpassen langs treinen
maken gebaren als zeilschepen
praten stationsberichten
reizigers bestemming vlootschouw
begeven zich naar treinen die achterwaarts vertrekken.
Plaatsen de rug het doel gekeerd
de anderen op mijlen
maken geluiden
gedurende de reis
hanteren zij grote kranten
praten niet dan in signalen
schoppen zij regelmatig
benen over elkaar.
Of aan een tafel, aan een bijzettafel
als de glazen leger raken
flamberen papieren obers suzettes,
passeerde sole en canard d’orange maar weer
spreken zij speeksel over krimpende jasjes
van een uniform, zandhazen de tank die miste
vanwege te ruime schoenen
een zweetvoetengeur onder tafel
praten zij omdat zij spreekrecht kochten bij elkaar.
En op feestjes wachten zij
tot februariplannen voor de zomer gepasseerd zijn.
Verschijnen aan een zijde. Verhalen
hand op arm van autoritten over
gloeiend hete passen (waar nu tunnels zijn)
en over opgejaagde koeien
in met sneeuw bedekte velden (dat is dan nog wat),
sturen zij éénhandig naar het nauwe dal
vol huizen, eigen woning met een zolder
en de uren die daar stilstaan.
Trekken wazige verten, knipperen seinen.
Klemmen je in de blikken wagon
van een speelgoedtrein.
© 2001
Hubert Voorhoeve / De Gekooide Roos