Het achterhoofd van de man bewoog hevig. Geanimeerd zat hij tegen zijn spiegelbeeld op de ruit tussen de chauffeur en het voorste bankje van de stadsbus te
praten. Naast mij nam een oude man plaats die het een tijdje aanzag en toen onrustig begon te schuifelen.
‘Wor praet ’e nou toch teeg‘n?’ zei hij.
‘Tegen zichzelf.’ zei ik.
‘Raere boud‘l’ zei de oude, hoofdschuddend.
‘Er IS geen genade!’ zei de in-zichzelf-prater juist op dat moment. Hij bewoog naar voren en hief zijn vinger bestraffend naar zijn spiegelbeeld.
De meeste mensen praten met zichzelf. In de meeste gevallen zit er iemand anders tegenover die ook tegen zichzelf praat. Luister maar.
‘Ik dacht dat jij gezegd had dat je …'
‘Welnee, hoe kóm je erbij? Maak het effe! Jij moest zonodig …'
‘Ja maar je weet toch dat ik helemaal niet kón weten dat …'
‘En jij kon zeker niet gewoon even…'
‘Nou, we hadden toch echt afgesproken dat…'
‘O ja, nou hadden we ook nog áfgesproken, jajaja! Ik heb helemaal niks afgesproken. Misschien dat jij dat dácht. Zo maak je altijd van die unilaterale dealtjes man. Heb je toch niks aan?’
‘Ja, wat krijgen we nu? Unilaterale dealtjes? Wat is dat voor lulkoek?’
‘Unilateraal ja. En nu we toch bezig zijn, je moet ook maar eens ophouden met dat eeuwige gezever over…'
Wie meent dat eenakters als hierboven op het Internet niet voorkomen wil ik vandaag uit de droom helpen. Het maakt, vooral op dit niveau, niet
veel uit of je typt of spreekt. Het misverstand escaleert misschien sneller op een beeldscherm, maar de essentie is hetzelfde; wij verstaan elkaar vaak niet omdat het belangrijkste oogmerk van ons gepraat is dat we onszelf van ons gelijk moeten overtuigen. Het is heel amusant, maar soms ook lastig. De redactie is in de loop van de laatste vier maanden twee zeer gewaardeerde leden kwijtgeraakt toen bleek dat er verschillende vormen van het eigen gelijk in omloop waren. We wilden er op de een of andere manier niet bovenuit stijgen.
Daphne Buter en Rob Zeeman stapten met hun gelijk aan hun zijde op, wij bleven met ons gelijk achter. We konden onszelf niet overtuigen, laat staan elkaar. Hoe dan ook, Daphne en Rob hebben een cruciale rol gespeeld bij de eerste twee nummers van De Gekooide Roos en daar ben ik ze buitengewoon dankbaar voor. Van Daphne kunt u zeer binnenkort bij de boekhandel het debuut ’De Blauwe Prins’ aanschaffen, een in volle vaart geschreven boek waarvan ik u verzeker dat u het in een ruk uit zult lezen.
Gelukkig kwam een nieuw redactielid, Rob Luckerhof, onze redactie versterken. Kort daarop werd weliswaar de computer uit zijn boekwinkel gestolen, maar uiteindelijk zal hij toch weer voldoende online kunnen zijn om aan het redactionele gekrakeel van de overige vijf gelijkhebbers te kunnen deelnemen.
Mensen zeggen in de regel niet wat ze bedoelen en bedoelen niet wat ze zeggen. Sommigen onder ons kunnen de monologen van een groep meer of minder bedachte personages goed achter elkaar zetten en zij die er het vermakelijkst mee weten te spelen reken ik gemakshalve maar tot de schrijvers of dichters. Schrijvers of dichters zijn (onder meer, haast ik me te zeggen) mensen die hun lezers kunnen laten zien dat ze meestal tegen zichzelf zitten te praten en hen daarom kunnen laten lachen of huilen. In dit derde nummer van De Gekooide Roos kunt u lachen en huilen over het Grote Misverstaan dat door verschillende auteurs voor u met verve uit de doeken wordt gedaan. En de paradox is dat u er nog plezier aan beleeft ook. Kan het wonderlijker?
Renzo Kooi
© 1999
Redactie De Gekooide Roos / De Gekooide Roos