Mijn beste,
Waarom bestaat De Gekooide Roos eigenlijk? Een veelgestelde vraag.
Tijden veranderen. Dat deden ze vroeger al. Tegenwoordig neemt men, om maar een voorbeeld te
noemen, minder tijd om te eten. Liever kruipt men gezellig voor de televisie met een snelle hap. Jammer misschien,
maar het is niet anders.
Ook de manier van lezen verandert. De groep mensen die zich met een boek op de sofa terugtrekt
wordt kleiner. Men bladert gehaast door de krant, kijkt wat rapporten door, leest zijn e-mails en bezoekt zijn
favoriete sites op het Internet. Die laatste twee zaken zijn wezenlijk anders dan lezen zoals we dat gewend waren:
internetlezen is anders dan lezen van papier: de geile geur van drukinkt ontbreekt, en ook het smakelijk geritsel is
verdwenen. Het Internet trekt andere lezers aan: dáárom bestaat De Gekooide Roos.
Onderdeel van mijn baantje hier, is het benaderen van beroemde schrijvers om ze over te halen pro
Deo een stukje af te staan voor De Gekooide Roos, om zodoende wat makkelijker reclame te kunnen maken. En dat
is lang niet altijd eenvoudig. Zoals dhr. Nic. Matsier mij schreef: “Gewoonlijk begin ik nors te kijken bij
verzoeken als het uwe. Want hoe haalt men zich dat toch in het hoofd, een broodschrijver om onbetaalde medewerking
te vragen? U gaat de groenteboer toch ook niet een gratis kool vragen als bijdrage aan uw maaltijd?”
Evengoed was Nicolaas Matsier toen toch zo goed een voorpublicatie van zijn nieuwe boek ter
beschikking te stellen. Schrijvers zijn niet zulke slechte mensen als velen denken, dat mag wel eens gezegd worden.
Bovendien was ik inmiddels al gewend aan schrijversnukken. Zo herinner ik me dat ik enkele jaren geleden een
bekende schrijver benaderde. Een tweede doel van De Gekooide Roos is, door het opnemen van werk van beroemde
schrijvers, een platform te bouwen voor nog onbekende talenten. De correspondentie ontwikkelde zich anders dan ik had
verwacht. Op mijn vraag om ons een verhaaltje ter publicatie af te staan, kreeg ik het volgende antwoord (citaat met
mondelinge toestemming van de schrijver):
Geachte heer Boelens,
In antwoord op uw briefje, dat voor de verandering nu eens in foutloos Nederlands was gesteld
- ik bedoel niet dat u anders krakkemikkig Nederlands schrijft, maar dat ‘dit soort post’ meestal
ergerniswekkend is vanwege de slordigheid - bericht ik u dat ik in principe op uw verzoek wil ingaan.
Ik ben in het computerwezen nog niet toe aan Het Internet en wil u toch geheel in stijl
‘e-mailen’ wat u van mij mag gebruiken. Ik kan u natuurlijk ook een schijfje sturen, maar ik heb een
voorwaarde ingebouwd. Voor de mazzel. De mijne.
Het komt hierop neer: indien mijn ex-vriendin M. mij binnenkort weer eens zou willen
‘ontvangen’, dan e-mail ik u een heel mooi stukje van mijn hand. Ik bedoel dus vanuit haar adres, want
die
meid heeft meer computerapparatuur in huis dan ik kan begrijpen. Maar het wordt langzamerhand wel weer een tijd
voor wat menselijkheid, als u begrijpt wat ik bedoel.
U dient dus op te treden als tussenpersoon, tegenwoordig zegt men: intermediair, vroeger
heette het: postiljon d’amour. Slaagt u er ‘e-mail wise’ niet in haar te bewegen tot een ‘gezellig
avondje’ met mij dan kunt u naar uw stukje fluiten.
Een tip: U moet het niet grof stellen, maar op de ‘gezelligheid’ gaan, daar houdt
ze van.
Wijntje, goed gesprek over letteren - scrabble mag ook - en de rest regel ik wel. Als ik eenmaal binnen ben zit ik
goed.
Dus nu u.
Tja, daar stond ik dan met m‘n goeie fatsoen. Wat te doen?
Geachte mevrouw M.
Ach, mevrouw, ik schrijf u vanwege die arme W. Zijn normaliter al door gebrek aan
levensvreugde getekende hoofd is nu bovendien gegriefd door verdriet. En hij ziet zo bleek. Als u eens wist…
U zult wel denken, wat moet die Boelens van me, ik ken die man helemaal niet. Dus misschien
kan ik me beter even voorstellen. Mijn voornaam is Marc, dat praat makkelijker, wat u? Ik ben redacteur van het
e-zine De Gekooide Roos waarvan 3 mei jongstleden het eerste nummer verscheen. Sterk werk van bekende en
minder bekende Nederlandse en Zuid-Afrikaanse schrijvers.
In het tweede nummer willen wij het natuurlijk nóg beter doen, dus heb ik de redactie
voorgesteld W. aan te schrijven. Men was direct enthousiast. En geloof het of niet, ook uw vriend was enthousiast,
hij wil maar wat graag een stukje voor ons schrijven!
Maar nu komt het: hij kán het niet! Hij kan niet meer schrijven! Op de een of andere manier
is de kunst van het spelen met woorden verdwenen, de moed is hem in de schoenen gezakt. En wij van De Gekooide
Roos, wij zitten daarmee.
Nu is mijn vraag aan u: kunt u hem niet uit dat dal trekken? Kunt u hem niet bijvoorbeeld
eens uitnodigen een avondje scrabble te komen spelen? Hij zorgt voor de wijn, dat weet ik zeker. Dan gaat zijn
schrijversbloed weer stromen en dan krijgen wij ons stukje, want hij is geen slecht mens.
Ik vraag u, nee ik smeek u, denk er eens over na.
Met gevoelens van hoogachting en sympathie,
Marc Boelens
Wij kregen ons stukje en de briefwisseling duurde nog lang voort. Steeds meer schrijvers zien het belang in van
het Internet.
Zoals je weet, mijn beste, wordt De Gekooide Roos door vrijwilligers gerund. Een
gemêleerd
gezelschap, dat verbonden wordt door hartstocht voor de literatuur. En juist die mêlee maakt dit magazine zo
geschikt voor het Internet. De Gekooide Roos staat niet voor een richting, maar voor kwaliteit. De
Gekooide Roos is geen smaakbepaler, maar smaakgeníeter. En de redactie van De Gekooide Roos
pretendeert
niet de literatuur te vernieuwen, maar brengt de literatuur naar een nieuw publiek. Een groeiend publiek. Op dit
moment wordt De Gekooide Roos gelezen door meer dan drieduizend lezers (computers), en het aantal lezers
groeit steeds sneller.
Nu hebben we Renate Dorrestein te gast. Ik wens je veel plezier met haar bijdrage.
Je Marc
© 2001
Marc Boelens / De Gekooide Roos