Het leven is een wankelend huis in de wind,
waar langs de muren en de trap hop slingert,
het lachen een snel snikken.
Het huis moet snel verkocht worden voordat het instort,
in de kamers klinkt al vreselijke taal.
Wat verlang ik soms naar je, als de bliksem de hemel
bedekt, je bent als Venetië in december, als het regent.
Je hals is een schuurdeur, een kerkmuur,
hoger wordt hij smaller, als je hem van onderen bekijkt,
als je op de ladder staat, een spijker in de muur slaat.
En ook de spijker reikt tot in de hemelen
en de hemel tot in het oneindige, dit houdt nooit op,
een mes is nu door het hart geslagen
zoals de spijker door de hemel.
Deze huizen moeten verkocht worden, de gebouwen,
dacht ik, en hoe bij Sannäs
de kippen altijd over de weg lopen
en de populieren in de rij staan
als vrome jongetjes.
Uit: Tule takaisin, pikku Sheba (Kom terug, kleine Sheba) 1986
© 2001
Sirkka Turkka / De Gekooide Roos