Jan Baeke debuteerde in 1997 bij de Bezige Bij met de bundel Nooit zonder
de paarden.
Hij publiceert met vrij grote regelmaat in literaire tijdschriften en zijn
gedichten zijn ook op verschillende plekken op internet te vinden. Volgend
jaar verschijnt zijn tweede bundel.
Hoe komt een mens er toe om te gaan dichten?
Dat gebeurt gewoon. Bij mij tenminste. Ben ooit begonnen met schrijven voor de
schoolkrant en op de Bibliotheek Academie ben ik samen met een studiegenoot
gedichten gaan maken. Dat waren toch min of meer humoristische verzen, waarin
we speelden met taal. Uit die taalspelletjes en experimenten is uiteindelijk
het serieuze dichten ontstaan.
Ik ben een liefhebber van experimentele
literatuur. Het is interessant om te kijken hoe je ervaringen in taal vast
kunt leggen. Hoe je bijvoorbeeld talige associaties kunt vinden als je een
kunstwerk bekijkt.
Maar waarom dan geen proza? Er zijn toch veel meer mensen die romans lezen dan
liefhebbers van gedichten. Wil je als kunstenaar niet een zo groot mogelijk
publiek?
Rare vraag. Natuurlijk wil je gelezen worden, maar dat is niet het
belangrijkste uitgangspunt.
Laatst ontmoette ik op een feestje een Duitse
jongen. Toen ik hem vertelde dat ik dichter was, vroeg hij: What is your
strategy as a
poet? Nooit
bij stil gestaan, eerlijk gezegd. En ik ben het ook niet van plan.
Ik ben
gaan dichten omdat het voor mij de meest geëigende kunstvorm is. Omdat ik meer
op tekst gericht ben dan op verhalen. Natuurlijk schrijf je voor een publiek,
maar hoe groot dat is doet er niet zo toe. Toen ik begon met voordrachten
verraste het me dat mensen na afloop naar me toe kwamen en zeiden dat ze
getroffen waren door een bepaald gedicht. Ze bleken zelfs hele zinnen te
onthouden. Daar doe je het voor. Het is een vorm van contact.
En wat het
schrijven zelf betreft, dat gaat vanzelf. Ik weet dat het pathetisch klinkt,
maar je schrijft omdat er niet aan te ontkomen valt.
(Lachend) Ja, zo zou je het kunnen zeggen. Ik schrijf de hele dag, niet aan
een bureau, maar in mijn hoofd. De zinnen komen automatisch binnen en dan ga
ik er mee aan de slag. Hoe het werkt weet ik niet, maar het is er.
Vanaf
'89 is het dichten een serieuze bezigheid geworden. Mijn eerste publicaties
waren in De Zingende Zaag, een wat kleiner tijdschrift met als vaste
medewerkers Leo Vroman, Adriaan Morriën en J.P. Guepin. Samen met Nachoem
Wijnberg was ik een van de nieuwelingen bij dat blad. Later ben ik gaan
publiceren in De Brakke Hond, Hollands Maandblad en weer daarna ben ik bij
Tirade terechtgekomen.
Had je die tijdschriften bewust uitgezocht? Gekeken of je gedichten bij het
blad pasten?
Ik heb naar veel tijdschriften werk opgestuurd, maar een aantal wilden het
niet hebben, De Revisor bijvoorbeeld. Acceptatie of afwijzing hangt toch
voornamelijk af van de smaak van de redacteuren.
En niet of je in een concept past?
De bladen zijn veel minder allergisch dan vroeger, zal ik maar zeggen. Tot
eind zeventiger jaren had je een soort verzuiling in die tijdschriftenwereld.
Elk blad had zijn eigen hangups. Bij Tirade vond je anecdotische
poëzie, terwijl De Revisor veel academischer was. En een blad als De Tweede
Ronde was weer gespecialiseerd in vertalingen en light verse.
In de
loop van de jaren tachtig verdween die verzuiling. Bladen bleven wel een soort
vaste kern houden, maar er werden ook auteurs uitgenodigd die daar niet toe
behoorden.
Schrijvers van nu zijn ook veel moeilijker te plaatsen dan
toen. Er heeft een soort individualisering plaatsgevonden.
De redacties
zijn ook meer los komen te staan van het beleid van de uitgeverijen. En de
uitgevers zelf denken niet meer in 'blokken'. Als je bijvoorbeeld naar De
Bezige Bij kijkt, die hebben toch een breed spectrum aan dichters. Die hebben
minder toegankelijke dichters als Favery en Dixhoorn in hun fonds zitten, maar
ook makkelijker te begrijpen dichters als Erik Menkveld.
Uit verkooptechnische overwegingen?
Nee, daar zitten geen strategische overwegingen achter. Er wordt toch op
kwaliteit gekozen, dichters die ergens voor staan. Geen Toon Hermans.
Aan
dichtbundels wordt niets verdiend, eerder het tegengestelde. Dat een bundel
een hit wordt, komt maar een of twee keer per decennium voor. Ik kan me maar
twee klappers herinneren: Neeltje Maria Min en Jean Pierre Rawie.
Van een
bundel als de mijne worden zeshonderd exemplaren gedrukt en de uitgever mag
blij zijn als hij de helft ervan kwijtraakt. Op dichtbundels wordt doorgaans
flink toegelegd. Daarom verschijnt er elk jaar maar mondjesmaat nieuw werk van
de niet-grote namen.
Verzameld werk van gevestigde dichters doet het
beter, maar uiteindelijk worden de kosten gedekt door de boeken die goed
verkopen. Die van Mulisch bijvoorbeeld.
Poëzie wordt uitgegeven vanuit een
soort literair geweten. Literaire uitgevers zien het als een opdracht om
dichtbundels uit te geven.
Dat wordt nog link als de boekenprijzen vrijgegeven gaan worden.
Dan zullen de uitgevers meer boeken moeten gaan verkopen. En een bijkomend
voordeel is dat ook de minder gangbare boeken, zoals dichtbundels, goedkoper
worden. Maar verder zijn de gevolgen van die liberalisering moeilijk te
overzien. Je kunt je afvragen of commercialisering altijd tot afkalving en
vervlakking lijdt. Kijk bijvoorbeeld naar de alternatieve muziek. Maar ik weet
niet of dat een goed voorbeeld is, want die markt is internationaal en
moeilijk te vergelijken met die van het Nederlandse gedicht.
Als er aan poëzie toch geen cent valt te verdienen, waarom dan niet uitgeven
via internet? Dat kost minder dan drukken en je bereikt er toch een groter
publiek mee, al zal het in de meeste gevallen per ongeluk zijn.
Ik weet niet of dat zal werken. Veel mensen hebben toch liever een boek. Voor
het opzoeken van informatie is internet erg geschikt. Maar ik denk dat een
tekst die niet direct de informatie-honger bevredigt, een grotere behoefte
heeft aan papier. Een gedicht geeft niet meteen zijn inhoud prijs, zo'n tekst
wil je kunnen vasthouden. En in een bundel wil je bladeren, niet steeds op een
knop drukken om naar een ander gedicht te gaan.
Dus het object-karakter van gedichten maken internet tot een minder geschikt
publicatiemedium? Maar zou het ook niet een kwestie van gewenning kunnen zijn?
Conditionering zou een rol kunnen spelen, maar ik geloof toch ook dat een boek
meer aansluit bij hoe de menselijke geest werkt: associatief, niet lineair,
als het ware bladerend door het geheugen en door onze gedachten. En zolang
computers niet de hanteerbaarheid van een boek bezitten, zijn ze niet geschikt
voor poëzie. In ieder geval denk ik niet dat ze de dichtbundel in boekvorm
zullen verdringen.
En als de poëzie verandert? Zich aan het medium aanpast? Hypertext en
multimedia bieden toch een hoop mogelijkheden.
Dat er nieuwe vormen zullen ontstaan zal niemand betwijfelen, maar dat wil
niet zeggen dat de huidige verdwijnen. 'De roman is dood' riep men in de
twintigste eeuw na de opkomst van de avant-garde. Die dinosaurus van de
literatuur zou snel uitsterven, maar wat blijkt: de epische vertelling is nog
steeds springlevend. Net als God, die toch ook was doodverklaard.
De oude
vormen blijven gewoon bestaan. Ik vind internet ook fascinerend om mee te
werken, maar het prikkelt op een andere manier. Zo lijkt het mij interessant
om een gedicht op internet te publiceren waar anderen op kunnen reageren door
te schrappen en dingen er bij te zetten. Op die manier ontstaat er een soort
collectieve tekst, een collectieve poetische werkelijkheid.
Bij het
Perpetuum Medium-project dat ik samen met video-kunstenaar Anne Nigten heb
gedaan, probeerden we ook zo'n chemische reactie te laten ontstaan. De
hoofdvraag daarbij was 'Hoe verbind je beeld en taal en hoe voegt de deelnemer
daar nog iets aan toe?'
Maar dit soort activiteiten zullen voor mij nooit
het traditionele dichten kunnen vervangen. Die multi-media-projecten zijn vaak
zo omvangrijk en multi-disciplinair dat het altijd in een groep moet. En ik
heb nou eenmaal ook de behoefte om iets te maken wat helemaal van mezelf is.
Ik wil mijn eigen ideeen de wereld in helpen. Daarbij heb ik altijd de vage
notie van 'Het overleeft mij.' Vandaar ook mijn affiniteit met het boek.
Gedichten publiceren op papier is voor mij zoiets als woorden beitelen in
steen.
Dus poëzie zowel op internet en in boekvorm.
Ja, dat lijkt me de meest logische ontwikkeling. Het lijkt me dat internet
nooit alles kan opslokken. Het maken van film op celluloid is nog steeds
noodzakelijk. Misschien dat het ooit met dezelfde resolutie digitaal zal
kunnen, maar voorlopig nog niet. En voor schilderkunst is nog steeds veel
belangstelling. De ervaring van een concreet en fysiek aanwezig doek zal toch
nooit vervangen kunnen worden door een beeldscherm.
Toen de televisie kwam
dacht men toch ook dat de radio het wel had gehad. Maar radio is nog steeds
heel populair. Ik kijk nooit tv, maar ik heb vrijwel de hele dag de radio aan.
Zelfs als ik niet echt luister vind ik het prettig om op de achtergrond
geluiden te horen. Vooral suffige praatprogramma's zijn daar uitstekend voor.
Dat sluit dan goed aan bij het dichten, al die zinnen die je hoofd
binnenkomen.
Zo had ik het nog nooit bekeken, maar dat zou wel eens heel goed kunnen.
Wanneer verschijnt je volgende bundel?
Die is al redelijk ver gevorderd. Het is de bedoeling dat die in september
klaar is. In ieder geval loopt alles redelijk volgens schema. Het manuscript
moet nog beoordeeld worden door de uitgever en als dat goed uitpakt kan de
bundel wellicht in de loop van volgend jaar verschijnen.
Wil je al iets over de inhoud kwijt?
Het was de bedoeling dat deze bundel geen herhaling van de vorige zou zijn.
Het heeft natuurlijk alleen zin om met een nieuwe uitgave te komen als er ook
echt iets nieuws te melden valt. Het eerste wat je doet als je aan een
volgende bundel denkt, is zoeken naar coherentie in de nieuwe gedichten die je
gemaakt hebt. Daar selecteer je op. Gedichten met een extra betekenis worden
ijkpunten, de standaard voor het boek. Dat is de methodische kant van de zaak.
Maar je maakt natuurlijk ook een ontwikkeling door als dichter. In zo'n
dichtbundel probeer je de fase waarin je verkeert ook vast te leggen.
Tenminste dat is wat ik doe. Baudelaire heeft met zijn Les fleurs du
mal maar één
bundel lyrische poëzie geschreven, maar is die wel altijd blijven updaten. Bij
elke volgende uitgave verdwenen er gedichten en kwamen er andere voor in de
plaats. Dat is dus ook een manier.
Wat thematiek betreft zijn er weinig
verschillen tussen de twee bundels, de veranderingen zijn meer stilistisch van
aard.
Ik heb wel geprobeerd om de nieuwe gedichten persoonlijker te maken
dan de vorige.
Dat was ook de kritiek die Arie van de Berg in het NRC gaf. Je gedichten
hadden wat hem betreft persoonlijker gemogen.
Ja, hij wilde meer de persoon achter de bundel zien. Ik begreep de kritiek,
maar ik was het er niet mee eens. Zeker niet door de voorbeelden die hij
aangaf.
Het verschil zit hem nu vooral in het perspectief. In de vorige
bundel was het vooral een vertellersperspectief, nu is het meer participerend.
Maar ook heb ik wat minder de metafoor gehanteerd. Ten tijde van de eerste
bundel was de metafoor nog een spannend terrein, maar ik heb het idee dat ik
dat voldoende heb uitgeprobeerd. Ik heb nu getracht de zinnen een wonderlijk
of absurdistisch karakter te geven, waarbij het geheel ook niet
vanzelfsprekend is. In principe is elke zin helder, alleen de combinatie wekt
spanning op.
Waar ik uiteindelijk naar zoek, is eenvoud gekoppeld aan
essentie. Alles moet zo simpel mogelijk zijn, maar toch een zeggingskracht
hebben die het gedicht tot een goed gedicht maken. Zo streef ik er naar om
ooit het ultieme gedicht te schrijven. Maar dat wil natuurlijk elke dichter.
Jan Baeke
in De Gekooide Roos
© 1999
Rob Zeeman / De Gekooide Roos