Geperst in natte kleren - kom nu snel
och, kam mijn haren -
glad rijden, spetterend licht van hoge lampen,
razend water wissen,
de zijweg bij het witte huis is mij gewezen.
Een viersprong krampt het wiel naar rechts links
stuift een zwarte wagen te dichtbij.
Dan breekt de lucht:
twee vrouwen weven ingekeerd
een kleed van wol en eigen haren
oogleden kijken
de monden zacht gebogen.
Voorbij de wissel slordig geparkeerd,
loop ik met wijde jas terug.
Weet prikkeldraad en moddergras,
in het witte huis brandt licht.
© 2002
Hubert Voorhoeve / De Gekooide Roos