Marc Boelens Mijn Beste (10)
Mijn beste,
Om tot op heden onopgehelderde reden heeft mijn schoonvader een hoge dunk van mijn smaak waar het wijnen betreft. Terwijl ik toch beslist geen kenner ben.
Mijn schoonvader, Bas heet hij, had een afspraak met een bevriende wijnhandelaar in Bordeaux. Hij wilde daar Pauillacs proberen, een van zijn en mijn lievelingswijnen. Hij nodigde mij uit hem te vergezellen om te keuren en te proeven. Mij lijkt dat min of meer hetzelfde, maar hem niet. We konden pas in de middag vertrekken omdat Bas nog een afspraak had met iemand die alles wist van plastic bloempotjes; hij handelt daarin, iemand moet het doen. En omdat het al zo laat was, besloten we in Orléans te overnachten en dan de volgende dag verder te rijden.
Vrijwel alle hotels in Orléans waren bezet omdat er een uitzonderlijk groot congres over iets belangrijks was, maar Bas’ secretaresse slaagde er toch nog in om twee kamers te regelen in een klein hotel net buiten de stad.
Onder Parijs was van de herfst niets te merken. Warme nazomer. Toen we bij het hotel aankwamen bleek het een etablissement te zijn met weinig faciliteiten. Afgezien van slapen kon je er alleen maar ontbijten. Verder kon je er niets. Omdat wij blijkbaar de enige gasten waren kregen we een sleutel van de voordeur en ging de receptionist naar huis. Een curieuze ervaring, in Nederland heb ik zoiets nog nooit meegemaakt. We besloten ons even op te frissen om daarna in de stad wat te gaan eten.
Mijn schoonvaders kamer grensde aan die van mij. Mijn kamer was vrij klein, maar alles stond erin: een uitnodigend breed en zacht bed, een leunstoel met een rooktafeltje dat er niet bij paste, een hang- en legkast uit de vijftiger jaren, en een bureautje met briefpapier van het hotel dat er zo te zien al twintig jaar lag. Een bureaustoel ontbrak, alsof men hiervandaan zeker geen brieven zou schrijven. Ik voelde inderdaad geen behoefte. Door het bordeauxrode behang met de gouden lovertjes leek de kamer nog kleiner dan hij al was. De kamers waren vers behangen, had de receptionist ons nog laten weten voor hij ons alleen liet.
Ik had mij juist opgefrist in de kleine badkamer en was doende een schoon overhemd aan te trekken - na urenlang in de auto was ik daaraan toe - toen er geklopt werd. Merkwaardig was, dat het geklop niet van de deur leek te komen. Voor de zekerheid opende ik de kamerdeur, maar op de gang was niemand te zien. Nogmaals werd er geklopt en eer dat ik besefte wat er precies aan de hand was begon het behang te bollen en vervolgens te scheuren. Achter rafelige papierranden werd nu het contour van een deur zichtbaar en het was een hele verrassing om mijn schoonvader daardoor te zien binnentreden.
Stoïïcijns nam hij zijn bril af, poetste de glazen schoon met zijn pochet, bekeek de schade, schudde even zijn hoofd over zoveel domheid en informeerde: ‘Klaar om te gaan eten?’
Ik was zo verbouwereerd dat ik aanvankelijk geen woord kon uitbrengen. Pas later, in het restaurant, bij een glas whisky, hervond ik mijzelf.
De dag erna hebben we wijnen geproefd en Bas heeft zoveel besteld dat zijn kelder de komende jaren vol ligt. Ook al kan er altijd wel wat bij, meent hij.
Tegen de schrik kreeg ik een doos Chateau Lynch-Moussas, een grand cru classé met een kruidige rijke neus, fluwelen elegantie op de tong, zacht gronderige smaak, en zo mysterieus als alleen een bordeaux kan zijn.
Je Marc

Over Marc Boelens

Marc Boelens (Amsterdam 1956) studeerde Nederlands: literatuur, kunst & cultuur aan de Hogeschool Holland in Diemen, vertaalde Lilian Peake's zinderende roman A sense of belonging naar het Nederlands, is redacteur bij enkele internettijdschriften (waaronder vanaf het begin bij De Gekooide Roos) en schrijft poëzie en korte verhalen. In zijn vrije tijd opent hij deuren die voor anderen gesloten blijven.
Marc Boelens schreef ook op Schrijf.Net