Mijn beste,
Gisteren konden we de auto bij de garage komen ophalen. Ik mocht er nog niet in rijden, zonder rijbewijs; maar dat zou
komen, dat wist ik zeker.
Wilma reed. Een tochtje naar de Hoge Vuursche, voor een rustgevende wandeling. Prachtig gemengd bos: grillig gekrulde
naaldbomen afgewisseld door beuken en eiken. Door duizend bomen weerkaatst klonk het nostalgische geratel van een
specht, ergens vastgekleefd aan een boomstam.
Juist toen we een ruiterpad wilden oversteken klonk het ‘kataklop, kataklop’ dat kenmerkend is voor een
paard in draf. We hielden in en wachtten tot het zou passeren. Bij dergelijke gevaarlijke kruisingen zou men eigenlijk
van overheidswege verkeersborden in het struweel moeten plaatsen om ervoor te waarschuwen dat men een onbewaakte
ruiterpadovergang nadert. ‘Kataklop, kataklop, kataklop.’ In het zadel zat een amazone die er zichtbaar
lol in had: ze lachtte uitgelaten toen ze ons groette. Haar borsten deinden vrolijk mee op de cadans van de draf.
Na een uurtje gelopen te hebben, zijn we iets koels gaan drinken in een uitspanning waar men sinds de invoering van de
euro alleen de guldentekentjes had vervangen door eurotekens. Op de parkeerplaats verderop stond mijn toekomstige auto
te glimmen in de zon.
Rijexamen. Om zes uur ’s ochtends werd ik wakker met een knoop in m’n maag; ik was op van de zenuwen.
Ik stond op en liep naar de badkamer. Bibberig zocht ik in het medicijnkastje naar soelaas. Er lag een strip met
valium waarvan de houdbaarheidsdatum nog niet verstreken was. Ik nam maar meteen twee tabletjes.
Terug in bed sliep ik wonder boven wonder al snel weer in.
Om zeven uur ging de wekker: de knoop in m’n maag was nog niet verdwenen. Dit werd niks zo. Bibberend van de
zenuwen stond ik onder de douche. Na het douchen kreeg ik mezelf niet droog gewreven: het klamme zweet stond op mijn
huid. Wilma zag me zo staan en verdween hoofdschuddend naar de keuken om voor het ontbijt te zorgen. Ik besloot dat
noodmaatregelen gerechtvaardigd waren en slikte nog twee valiums. Als ik nu nog niet rustig werd...
Toen ik beneden kwam stond mijn muesli al klaar. ‘Zorg dat je goed eet,’ zei Wilma, ‘je zult zien
dat dat helpt.’ Met moeite lepelde ik mijn muesli naar binnen. Het was al acht uur geweest en om half negen zou
ik eerst een half uur inrijden. Wilma bracht me naar de rijschool. ‘Alert blijven, dan komt het allemaal goed.’
Tijdens het inrijden voelde ik een wonderlijke kalmte in me neerdalen. Eindelijk, de valium deed zijn zegenende werk.
Negen uur, het afrijden begon. Enige formaliteiten en ik kon instappen. ‘Nerveus?’ vroeg de examinatrice.
‘Dat valt eigenlijk reuze mee,’ antwoordde ik naar waarheid. Ik had ter plekke een dutje kunnen doen.
De rit verliep foutloos. Als in een roes parkeerde ik de auto vijfenveertig minuten later bij het CBR, waar Wilma me
stond op te wachten. ‘En?’ vroeg ze.
‘Binnen krijg ik het pas te horen, nog even geduld.’ Ik volgde de examinatrice naar een tafel. ‘Ik
mag u feliciteren,’ zei ze op een professionele toon die verried dat ze die zin vaker uitsprak. Ze schudde me de
hand, en van mijn instructrice, die al die tijd had zitten wachten, kreeg ik een klinkende zoen.
Wazig glimlachend liep ik even later naar buiten. ‘En?’ vroeg Wilma ongeduldig.
Ik hief de ingevulde papieren op. ‘Geslaagd,’ antwoordde ik droog.
Ik stapte bij Wilma in de auto en we reden terug naar huis.
‘Vertel, hoe is het gegaan?’
‘Het was vreemd. Ik was zo duf als een aap, maar ik had totaal geen last van de zenuwen.’ Over de vier
valiums vertelde ik maar niets.
‘Ik moet je iets bekennen,’ zei Wilma. ‘Toen ik je vanochtend zo zag beven, dacht ik dat enige
sedatie wel op zijn plaats was.’
‘Huh, enige wat...?’ vroeg ik suf.
‘Sedatie. Verdoving. Je moet niet boos op me worden, maar ik heb twee valiums door je muesli gemengd.
Draconische maatregelen, maar de situatie vroeg erom.’
Mijn lippen krulden zich in een weldadige glimlach. Zo viel ik in een kalme slaap.
Ik wens je een veilige herfst,
Marc
© 2003
Marc Boelens / De Gekooide Roos