Je kwam er altijd ’s avonds aan.
Het stond er roerloos, in een hoes
Van plastic. In de oprijlaan
Lag nog die overreden poes.
Er hingen slingers in de gang,
restanten van een oeroud feest.
Je wist niet zeker meer hoe lang
Geleden, en of jij er was geweest.
In de eetkamer zat het gezin.
Er was een plaats leeg op de hoek.
Je bond je slab onder je kin.
Je vork was vies, de borden zoek.
Op tafel lag, tussen jullie in
Een dikke berg bevroren koek.
© 1999
Adriaan Jaeggi / De Gekooide Roos