Ewald Stals Het ding daar beneden
Enkel mijn bewustzijn weet te verwoorden wat ik te vertellen heb. Ik weet hoe de woorden in de juiste volgorde moet plaatsen. Maar ik snap niet wat ze voorstellen. Ik heb ze gehoord, geleerd en gaandeweg weten te manipuleren. Meer dan woorden zijn het echter nooit geworden. Verder liet mijn werkelijkheid het gebruik ervan niet toe.
Bijna altijd verblijf ik in de grootste van de smalle, lage, kamers. Ik lig er op het stro, onder de gasverwarmde droge hitte en het monotoon geluid van de brander. Tussen hen die met mij dit schurftig hol delen. Tussen hen van het glibberige schuimige afzichtelijke. Zij, de ratten, met hun piepend sarcastisch gegniffel, die net als ik de enige warmte in dit labyrint komen opzoeken, er hun jongen werpen en in en op elkaar toeschuiven. Tussen hun holen van krantenpapier en de gistende aardappelschillen die men ons voedert, voel ik hen. Vooral dat, dat voelen, van de stugge haren, van de horror als de koude, naakte, haast dode staarten tussen de plooien van mijn huiver glijden. Ik voel hun tanden vlijmscherp opzetten in een samengebundeld nader ritselen als ik te moe ben om hen langer van de beste en warmste plek weg te houden. Altijd, net voor het fataal indommelen, heb ik de laatste levensmoed, om, ontdaan van elke waardigheid, naar een andere hoek te kruipen. Doorheen hun honend gepiept lachen, voel en vloek ik traag in mezelf elke lettergreep van het volgend ontwaken, de regelmaat daarvan veroorzaakt door het schluppend en ploffend geluid uit de getraliede voederbuis in de hoek van het plafond. Het ontwaken, het moment waarop ik tussen de ratten duik, vlug enkele handen vol schillen tussen mijn armen afscherm en de pijn verdraag van hun beten zolang ik het eten naar binnen duw. Elke keer dat ontwaken, wanneer mijn woorden weer bewust worden, wanneer ik voel dat ik het ding hier beneden ben.
Ik hoor het gestommel daarboven. Ik voel de vibraties, anders dan mezelf. Het heeft iets vrolijks, en soms iets dat op de lachende gekte van de ratten lijkt. Het zijn vier verschillende toonaarden. Soms allemaal aanwezig, soms in paren en af en toe een enkele alleen. Eén van de vibraties heeft iets hoogs en schrils, zoals wanneer ik in mezelf gekeerd wegkruip van de ratten en me verberg in het donker koud hoekje, ver weg van de gasbrander. De andere is veel lager, is agressief, zoals wanneer ik me op de ratten stort en mijn deel van de aardappelschillen opeis. De laatste twee zijn veel minder aanwezig, en ook veel zwakker. Als ze zich dan mengen, worden ze algauw tot stoppen gedwongen. Waarop de twee eerste dan schril en laag, hard en penetrant, woest tegen elkaar opbotsen.
En zoals met alle andere woorden, heeft het lang geduurd om te bevatten wat die vibraties inhielden. Maar nu weet ik dat dit mijn familie is. Ongewild hebben ze het me duidelijk gemaakt, juist door die vibraties. En door de aardappelschillen. Uiteraard! Het luik wordt geopend, en ze schuiven schluppend naar beneden. Waarop de lage vibratie begint te vloeken en gebiedt daar mee op te houden. Om vervolgens weerwerk te krijgen in schrille, hoge tonen. Nooit! Het is en blijft deel van de familie! Het kan er ook niet aan doen dat het is zoals het is. Maar het is en blijft familie.
Ik weet niet waarom ik ook familie ben. Ik weet niet waarom omdat ik nog te weinig woorden kreet. Ik kreet en weet enkel wat ik tot nu uitkrijs. En ik voel in de vibraties van hierboven dat er meer kreten bestaan. Het moet zo. Want blijkbaar weet ik nog niet genoeg om bij hen daarboven te mogen zijn. Blijkbaar ben ik het niet waardig om ook de werkelijkheid van die woorden te beleven. Ik ben opgesloten, hier beneden, waar het altijd duister is in de gasvlam van de brander en alles op de tast wordt begrepen. Ik kan het enkel voelen. Al weet ik evenmin wat voelen echt inhoudt. Het is een woord en ik gebruik het veel. Dat is het enigste dat zeker is.
Rat! Dat was de eerste kreet die ik uit de wereld hierboven vernam. Waarover ik met zekerheid wist dat ze bedoelen wat ik voel als ze het uitschreeuwen. Rat! Ik hoorde het hen gillen alvorens ze het langs de voederpijp naar beneden gooide. Het ding kwam er vast te zitten tussen de tralies, gorgelde en beet me in de vingers toen ik absoluut wou weten wat die ijzige kreet betekende. Ik voelde de stugge haren, voelde het spartelende lijf en de herkenbare beet. Rat! Rat! Rat! Ik begon de kreet te schreeuwen, steeds harder, met een soort toonaard waarin ik hoop legde, de hoop dat de familie daarboven zou verstaan wat ik bij elk ontwaken meemaakte. Ik brulde. Ik sprong en stampte. Rat! Rat! Rat! Tot ik schor en huilend tussen die dingen neerstortte. Tot de familie gehaast en verrast de pijp afsloot.
Rat, ik wist nu wat. Rat! Ik sprong en stampte elk ontwaken meer van hetzelfde, tot zelfs het gestommel voor lang ophield. Alsof ze zichzelf verborgen. Alsof ze het ontkenden dat ik iets kon opmaken. Het kan niet, hoorde ik in lage, barre tonen. Laten we gaan kijken, werd er hoog en schril geschreeuwd. Nee, en nog eens nee! Het moet daar beneden blijven! Wat wil je dan bewijzen? Dat het kan verstaan!? Het kan niet verstaan! Dat heb je toch ook gezien?!
Het was vreemd. Het gestommel had opgehouden op het moment dat ik het wou aanmoedigen. Dit kon niet kloppen. Ik voelde aan de vibraties dat het elkaar tegensprak. En ik werd stil. Ik rilde. De familie liet mij hier tussen de ratten, en ze wisten hoe verschrikkelijk die rat wel was. Ze zwegen. Zelfs de ratten zwegen. Even. Toen begonnen ze weer te gniffelen en dichterbij te kruipen.
Wat was ik? Ook een rat? Nee, ik bevoelde me. Ik had niet die stugge haren. Ik had evenmin een onderkoelde staart. Ik was eerder helemaal zoals de staart. Kil en glad. Met af en toe slijmerige gaatjes en enkele lange uithangels waarmee ik over de vloer kon schuiven, waarmee ik de ratten van me afhield. Nee, ik was geen rat. Ik was iets anders. Want ook mijn kreten waren anders. Die leken op degene die van de familie kwamen. Een rat kon rat niet kreten. Die gniffelden enkel. Nee, ik voelde wat de familie voelde als ze de kreet rat uitschreeuwden. Ik huiverde in dezelfde tonen, vibreerde en voelde me bedreigd. Waarom ben ik dan hier? Waarom willen ze het niet voelen dat ik evengoed huiver van de ratten? Ik moet beter leren kreten.
Lang had ik vele kreten die ik zomaar door elkaar krijste. Familie, medelijden, herenhuis, frieten, schijnheiligheid. Zonder ook maar een verband te kunnen leggen. Laat staan de volgorde. Ik kroop dicht tegen de tralies aan en luisterde naar de vibraties. Ik probeerde. Ik combineerde. En als de hoge schrille kreet dan schreeuwde, zie je wel, hoor je dat, dan wist ik dat ik iets correct had uitgeschreeuwd. Dan kletterde er borden op het plafond van mijn kille vochtige kamers. Dan hoorde ik gestommel en later gehuil. Waarop er nog meer gestommel volgde. Tot er een harde klap kwam en het na troostende trillingen van de schrille hoge stem, stil, weer heel stil werd. En ik riep opieuw, familie, medelijden, herenhuis, frieten en schijnheiligheid. Hou op!, vibreerde het. En ik riep hou op!, hou op!, hou op! Doe het dan!, werd er nog luider gevibreerd. Doe het dan! Doe het dan! Hou op! Familie, medelijden, herenhuis, frieten en schijnheiligheid! Stop! Stop! Je kan niet spreken. Dat is onmogelijk. Stop! Stop! Frieten, medelijden, hou op, je kan niet spreken. De hoge schrille vibratie begon nog harder te krijsen. Hoor je, vibreerde het, hoor je, dat is de deur, en nu gaat de deur dicht.
Als de deur hard wordt dicht geslagen, weet ik dat er geen vibraties meer kunnen zijn. Deur, ik weet dat woord, ik ken haar kreet. Ze is heel specifiek. Dan dommel ik in met mijn gezicht dicht tegen de tralies gedrukt. Tot de ratten me verjagen naar de koudste hoek en ik pas weer ontwaak als het luik voor de voederbuis wordt weggeschoven en de aardappelschillen met een schluppend geluid naar beneden schuiven. Dan kreet ik weer. Rat, hou op, familie, medelijden, herenhuis, frieten, schijnheiligheid. Opnieuw en opnieuw! Waarop er gestommel volgt en de deur kreet en het stil wordt.
Ik weet nu dat ik dan niet kan kreten. Ik hou mijn hoofdje tegen de tralies gedrukt en wacht tot de deur weer kreet. Maar op een keer hoor ik iets anders. Niet de kreet van de deur, maar de schrille hoge vibratie. Goed, hoor ik zeggen, dat is ophouden, dat is zwijgen. Zwijgen, hou op, rat, kreet ik. Nee, nee, kreet de schrille stem. Zwijgen is zwijgen, zoals dit. En er volgden geen kreten meer. Rat, hou op, familie, medelijden, herenhuis, frieten, schijnheiligheid, zwijgen, zoals dit. Opnieuw en opnieuw. De deur kreet en ik druk mijn hoofdje tegen de tralies van de voederbuis. Ik wacht, en al volgen er geen vibraties, ik voel iets. Ik voel dat de hoge schrille stem iets heeft gevoeld. Dat er iets anders was in de vibraties. Iets waar ik nog geen woord voor had. Maar het gaf me een vreemde vibratie, iets dat één van mijn openingen in mijn kale, kille oppervlak deed krullen. Ik lachte, nu weet ik dat ik lachte.
Zwijgen is een vibratie waarop geen vibraties volgen. Het is als de deur kreet en dan zwijgt ze. Het is als de lage harde stem kreet en dan zwijgen de drie anderen. Het is als er hard gestommel op het plafond is en dan stopt het. Zo ben ik kreten in de juist volgorde beginnen zetten. Toch zijn er nog vele kreten waarvan ik niet weet hoe ze met elkaar in verband te brengen. Woorden zoals waanzin, idioot, mutatie, frustratie, zien, daglicht, kleuren, muziek, mensen, menswaardigheid, dood. Ik kreet ze al zo vele male, ik kreet ze in combinatie met andere en voel dat het niet goed is. Hou op! Zwijg! En gestommel en weer de deur die kreet.
Het was een voortdurende pijn ze niet te kunnen kreten zoals het zou moeten aanvoelen. En erger! Het waren de kreten die ik na elk ontwaken voelde. Steeds vaker. Steeds intenser. De diepe lage vibratie, vooral die, gebruikte die woorden. En met die vibratie heb ik nog nooit iets kunnen voelen. Met die vibratie kan ik niet lachen. Ze is als de ratten. Ze heeft niks voelbaars gemeen met mij. Wat ik schreeuwde, was voor de lage harde vibratie enkel wartaal, dat was het woord dat hij gebruikte. Wartaal van een mutatie, en jij blijft dat ding aardappelschillen geven. Ik vraag me af wie hier onmenselijk is! En hij probeerde de andere vibratie te laten zwijgen. En ze botsten op elkaar, en meestal eindigde het met snikken en snotteren van de schrille hoge stem.
Ik voelde niks voor de lage, diepe vibratie. Ik voelde hem gemeen, net zoals de schrille, hoge dat voelde en vibreerde. Voor haar voelde ik iets anders. Ik voelde alles wat de diepe, lage vibratie niet van haar vond. Kreng, teef, onwaardig, moeder van een monster, zwak, huilerig, slechte frietenbakster, geen wonder dat onze frituur er steeds maar achteruit op gaat. Zo noemde hij haar. De deur kreet en de schrille, hoge, zakt op de vloer, blijft er liggen en begint te huilen. Hou op, kreet ik, hou op, en ik druk mijn hoofdje tegen de tralies van de voederbuis.
Het vreselijke van wat ik ben, werd me duidelijk. Al was ik geen rat, ik werd wel als één aangevoeld. Ik werd door de lage harde vibratie als één behandeld! Hoe kon het! Rat is alles wat ik verafschuw! Hoe kon die vibratie me zo aanvoelen dat ik slechts een rat was! Hoe kon de vibratie het uitkrijsen! Terwijl ik het ben, het daar beneden. Hoe kon de vibratie me laten voelen zoals wanneer ik het gevoel uit het pruttelend lijf van een rat trek. Als ik kreet en tussen de ratten razend klauwend schoppend tekeer ga.
Schuld! Het is zijn schuld niet! Roep ik, nadat de schrille hoge vibratie me het voordeed. Haat! Haat! Ik haat het! Herhaal ik de woorden van de lage, harde vibratie. Zwijg! Hou op! Hou op! En de deur kreet en het wordt stil. En ik druk mijn hoofdje tegen de tralies van de voederpijp. Dan gaat het luik open. Maar er volgen geen schluppende schuivende aardappelschillen. Ik voel de schrille, hoge stem. Hallo, vibreert het trillend en onzeker, ik ben het, je mama. Hallo, vibreer ik het na. Hallo, hallo, ik ben je mama. En het luik schuift weer dicht. Ik hoor gestommel en dan zwijgen de vibraties. Ik val in slaap. Als ik ontwaak, schuiven de aardappelschillen schluppend naar beneden.
Hallo, volgt er op, ik ben je mama. Mama, herhaal ik, mama, mama. Het is al goed, weet je wat beloven betekent? Mama, mama, herhaal ik. Stop, zegt de schrille hoge stem. Stop! En ik stop. Goed. Hoor je dit, mijn stem? Herken je ze? Stem, herken je ze, herhaal ik. Ja, mijn stem, zeg enkel iets als ik alleen ben. Als de andere stemmen er ook zijn, hou je op, zwijg je. En het luik ging dicht. En ik hoorde de deur kreten en dan de andere stem, degene die ik lage diep vibratie had genoemd. En ik lachte. En ik zweeg.
Daarna ging het steeds beter. Ik zweeg als de diepe lage stem er was, of de twee zwakkere, en sprak met mijn mama, als ze alleen was, met het hoofdje dicht tegen de tralies gedrukt. Ik was dood, zei ze hem, en de diepe lage stem zei dat het zo beter was. En dat was het. Mijn mama wacht tot de deur kreet en ze alleen was. Ze vertelde, ze leerde me woorden en we lachten. Over zee en zon, verlangen naar vrijheid, ze sprak met liefde over liefde. We huilden. Ze noemde me haar lieve kleine jongen. Ze beloofde me me op een dag naar boven te halen. Maar ik moest nog wachten. Tot ik alle woorden kende, tot ik klaar was voor de werkelijkheid. En ook hij, de diepe, lage vibratie, ook hij moest er klaar voor zijn. Tot dan moest ik zwijgen, ophouden, stoppen en dood zijn.
Boven lachten ze ook steeds meer. Ik luisterde en zweeg. De zaken gaan weer goed, zei de diepe lage stem. Zo goed dat we weldra kunnen uitbreiden. Ik heb altijd gedroomd van een frituur met enkele zittafeltjes, misschien kunnen we biefstuk friet serveren, of mosselen natuur, stoverij zoals mijn moeder ze maakte. En hij lachte en zei dat hij altijd al gelijk had gehad. Dat je af en toe het verleden moet afbinden om van de toekomst te genieten. En mama knikte en ik voelde haar bezorgd vibreren in de ruimte boven me. En ik ook, ik voelde me ook bezorgd, net zoals zij, al wist ik niet wat het precies betekende, om bezorgd te zijn. Ik voelde het wel. En ik zweeg en ik luisterde naar de woorden, dicht tegen de tralies gedrukt.
Het ging te goed. Hoe meer frieten er werden verkocht, hoe meer aardappelschillen er waren, hoe meer ratten ook. Ze werden vetter, agressiever, vermenigvuldigden zich en drukten me steeds meer in de donkerste, kilste hoek. De situatie werd onhoudbaar. Honderden waren het er nu. Ik stond vol beten en die verzweerden. Ik verzwakte en kreeg het steeds lastiger om mijn portie schillen te bemachtigen. Nog even en ze zouden me voorgoed stoppen, zwijgen en dood maken.
Maar ontsnappen kon niet. Ik had het mama gevraagd en ze zei dat ze het niet wist. Het was de lage, diepe vibratie die me hier had opgesloten, zei ze. Hij had het gat dichtgemaakt, waarschijnlijk met stenen. En ze zocht wel naar een manier, maar het leek onmogelijk. Bovendien was ze bang, heel bang, van de vibratie, van alles. Zwijg nu maar, maande ze aan, en ze sloot de voederpijp. Boven was er gestommel, de deur gaf een kreet en daar was de diepe, lage vibratie. Hij deed de twee zwakkere vibratie zwijgen en dan ook de schrille, hoge van mijn mama. Rust had hij nodig, rust en stilte. Hij had hard gewerkt, de klanten waren lastig en de prijs van het vet was alweer omhoog gegaan. Hij bladerde even in een tijdschrift, zei dat hij zich morgen een sportwagen ging kopen en viel in slaap. Mama maande de twee zwakkere stemmen nogmaals tot stilte aan.
Het was vroeg op de avond toen de ratten blijkbaar besloten tot de finale aanval over te gaan. Allen tegelijk nu kropen ze gniffelden op me af. Ik smeet met alles wat ik vond, vocht met de laatste krachten, maar werd algauw verdreven naar de donkerste en kilste hoek van de kamer. Ze beten me in lijf en aangezicht. Ze overrompelde elkaar om maar even in mij te kunnen happen.
In mijn wanhoop zag ik nog maar één uitweg, ik riep om mijn mama, al wist ik niet of ze wel alleen was. Ze was het niet. Het werd even stil daarboven. Daarna begon de diepe lage stem te schreeuwen, harder en bruter dan ze ooit had geschreeuwd. Wat, het leeft nog! Het noemt je mama. Jij vurte teef. Wat heb je gedaan!? Je hebt gelogen! Jij vuile hoer! Jij sloerie! Hoe kan je mij dit aandoen!? Ik hoorde gestommel en borden en kaders en alles spatte in het rond. Ik hoorde gehuil en gesmeek en de diepe, lage stem kreeg iets ongecontroleerds. Ik voelde die kwaadaardige vibratie tot in mijn vingertoppen en tenen. Jij vurte teef, herhaalde hij, jij vuile vurte teef! Toen waren er drie knallen. En de echo ervan. Dat zal je leren, teef, nu heb je niks meer, geen kinderen en geen monster. De vibratie hikte lachend ongecontroleerd. Ik had dit jaren geleden moeten doen, ik had je moeten afmaken het moment nadat je dit monster had gebaard. Maar nee, en dit is wat ik krijg voor al de liefde die ik je al die jaren heb geschonken. En er volgde nog eens drie schoten.
De deur uitte een vreselijke schreeuw. En even later opnieuw. Dan gestommel. Toen ging het luik open. Een vloeistof gutste door de voederpijp. En daarna een vlam, net zoals die van de gasbrander. De kranten vatten vuur. De ratten begonnen te krijsen, het gegil was verschrikkelijk. Ik kroop nog verder weg. Maar de ratten hadden al opgehouden me te bijten.
Zij hebben het vuur gedoofd. Met honderden zijn ze in de vlammen gesprongen. Tot ze het verstikten met hun eigen levenloze lichamen. En de rest heb ik afgemaakt, de jongen die diep in een andere hoek waren weggekropen. Toen ging ik zitten nahijgen, en later ben ik opnieuw met mijn hoofdje tegen de tralies gaan drukken. Niks, ik hoorde niks en viel uiteindelijk in slaap.
Ik ontwaakte voor de eerste keer zomaar zonder het openen van de voederpijp, zonder dat er iets schluppend naar beneden schoof. Het bleef stil. Ik doodde nog een paar ratjes en toen was ik zeker, ze zwegen allemaal. Ik wachtte. Na nog eens te ontwaken, zomaar, hoorde ik het schuifelend kruipen over het plafond van de kamer. Traag. Onregelmatig. Dan stopte het. Dan begon het opnieuw. Traag en schurend over het plafond. Alsof iets zich voortsleepte. Ik hoorde geklop. Een vibratie op het plafond. Het stopte. Het begon opnieuw. Geklop, geschuifel. Het luik van de voederpijp ging open. Een reutelende adem. Hortend, onregelmatig.
“Mama?”, vroeg ik. “Ben jij het mama?”
“Het is? je? papa”, hoorde ik de diepe lage stem steunend fluisteren. “Je mama? me? geschoten. Ze? probeerde? vermoorden. Help me? help me!”
Ik voelde hem, zoals ik me vaak had gevoeld. Woordeloos. Onwerkelijk. Doordrongen van die pijn. Wanneer ik wou krijsen en niks kon bedenken dat met het gevoel enig verband hield. Zo bewust van die onmacht, zo onmogelijk het te bevestigen. Ik voelde hem, hij leek op mij, hij praatte zoals ik, niet in staat de woorden te controleren, niet in staat ze in de juiste volgorde te plaatsen.
“Help me!”, herhaalde ik. “Help me.”
“Brander? ”, zei hij kreunend. “Gat? haast je? haast? je.”
“Help me!, herhaalde ik. “Help me.”
Het bleef stil. De vibratie van de lucht, versterkt door de voederpijp, deinde langzaam uit. Tot het voorgoed stil werd. Ik drukte mijn hoofdje tegen de tralies en herhaalde het nog vele malen, het woord dat ik nooit had begrepen, het woord dat ik al die tijd gezocht had, dat ik zal uiten tot er geen aardappelschillen meer zijn.
“Help me! Help me!”

Over Ewald Stals

Ewald Stals werd geboren te Gent, op 4 juli 1968, studeerde er voor Bio-ingenieur en ging er, na zijn legerdienst, in dienst als productiemanager voor een vleesverwerkend bedrijf. De dramatische dood van zijn moeder was de (in)directe aanleiding om als au-pair te gaan werken in de V.S., waar hij tegelijkertijd Amerikaanse geschiedenis en literatuur studeerde. Terug in België werkte hij aan zijn eerste roman, Emptiness, Nevada, uitgegeven in eigen beheer. Vervolgens vertrok hij als logistieker voor Artsen Zonder Grenzen (AZG) naar Angola, de eerste van een lange reeks missies voor deze humanitaire organisatie. Na de burgeroorlog in Burundi, volgden het conflict in Bosnia, de vluchtelingenstroom in Albanie, de hongersnood in Zuid-Soedan, de atrociteiten van West-Afrika (Guinea, Sierre Leone en Liberia), de grote aardbeving in Turkije en het Afghanistan van de Taliban, waar hij als eindverantwoordelijke van het land de missie leidde.
Gedurende de twee daarop volgende jaren verdeelde hij zijn tijd tussen het schrijven en kortere, specifieke opdrachten voor AZG. (West-Afrika, Gabon, Palestina). Tijdens de Tweede Golfoorlog, leidde hij voor AZG de missie in Irak. Onlangs werd hij gepromoveerd tot directeur operaties op het bureau van AZG in Berlijn, een positie die hij sinds november 2003 uitoefent.