1
je zei ik denk niet dat het nog veel wordt
en ik keek op je neer
rook schrale rook geronnen bloed rook zwart
bloed in het donker van je hand
zag hoe die krachteloos en laf de angst omsloot
en schudde je als een vogel van mijn hoofd
maar herinnerde me plots die regen, de grijze
de grauwe regen, de leisteenwarme regen
en zag ons op het dek van een boot staan
in die regen
2
dun en iel fluit je
ziel door holle botten, zo: hu
hu liet je me soms schrikken
zoals nu je in mijn armen sterft:
hu!
maar wat me dwars zit: ik weet niet meer
of het regende, of er wind was om het huis
of je verbaasd of angstig keek
wel weet ik dat ik je handen zag,
je harde handen, je stille en merkwaardig
bruine handen om mijn arm
alsof je pas nog
in de zon gelopen had
3
ik vond kindertekeningen
in je nachtkastje; de foto op de boot
daartussen een pakje kruimelshag, hoe het duurt
voordat dat vol is
toen wist ik: nee, jij liep niet meer
en niemand liep voor jou
zo leerde je me spaarzaam zijn
voor als iedereen is weggegaan
het schrale vast te koesteren
en ik koester, zie hoe ik koester
© 2004
Erwin Vogelezang / De Gekooide Roos