Marc Boelens Mijn Beste (17)
Mijn beste,
De zomer is eindelijk begonnen. De buurt loopt halfnaakt en dat is geen prettig gezicht. Benen als blauwaderkazen komen onbeschaamd uit de winterverpakking tevoorschijn. Bierbuiken hangen verveeld over slappe broekbanden.
Het is mijn stellige mening dat de mens een hufter is. Sommigen zijn het uit overtuiging, maar de meesten zijn het door geestelijke luiheid. De overbuurman werkte gisteren aan zijn auto. Dat is zijn hobby. Uit de boomboxen klonk een bonkende technoherrie. Daarnaar luisteren is zijn eigenlijke hobby. Menig buur loopt hoofdschuddend voorbij, afkeuring valt op de zuinige gezichten te lezen, maar niemand durft een opmerking te maken. Ik wel. Tot gisteren, tenminste. Toen was ik het zo spuugzat, dat ik overwoog hem op z’n bek te slaan.
Om onheil te voorkomen ben ik maar een wandeling in de Veluwse bossen gaan maken. Vanaf het parkeerterrein waar mijn wandeling begon dreunde ook al bonkmuziek; het lijkt wel of er tegenwoordig geen ontkomen meer aan is. Op een trefzeker in elkaar gebeukt bord was met moeite nog het woord ‘stiltegebied’ te lezen.
Maar vanaf dit punt kwam ik vrijwel niemand tegen en werd de wandeling een stuk aangenamer. Er was veel te zien, vooral toen ik het asfalt verliet en een paadje opliep. Het pad was smal en hol, met fluwelen moskussentjes op de sponsachtige bodem en de hoge zijkanten. Aan weerszijden waren bosbessenstruikjes met rode bloempjes in de oksels van de kantige takken. Geelgroene wolfsmelk weerkaatste vlekjes zonlicht. Vogelgeluiden klonken gedempt.
Het was hier vochtig. Loom brommend zochten bijen hun weg en van de bodem steeg de geur op van vochtig dood blad. Het bos zag eruit alsof het er al lag sinds het begin der tijden.
Pas toen mijn ogen aan het witte licht op de open plek gewend waren, zag ik het bronnetje: uit de grond welde water op, dat lispelend zijn weg zocht tussen gladde kiezelstenen en dikke moskussens. Daaromheen hadden hertenhoeven een warrige tekening in de bosgrond geslepen. Natte boomstammen glansden in de mist en af en toe plofte een druppel van het gebladerte op de gevederde adelaarsvarens eronder. Het klonk gedempt. De vochtige aarde wasemde verval en nieuw leven. Een kleine poel was het, waar zinnelijke, schuwe wezens hun dorst kwamen lessen.
Plotseling had ik het gevoel dat ik werd bespied. Ik zag niets of niemand, maar ik voelde het in mijn rug prikken. Langzaam draaide ik me om.
Vanuit het struikgewas keken twee gele ogen mij aan. In eerste instantie dacht ik aan een uil, maar ik vergiste me. Het was een kat. Een enorme kat. Een poema.
Ik bleef doodstil staan. Wat moet je doen als je een poema tegenkomt? Daar had ik nooit over nagedacht. Ik voelde hoe mijn knieën knikten. Wegrennen was sowieso geen optie. Poema’s zijn razendsnel. Ze kunnen enorme sprongen maken; in een boom klimmen was dus ook geen goed plan. Eten poema’s mensen? Ze eten wel paarden, had ik eens gehoord. Zou hij mij zien als een speklap van honderd kilo?
De poema bleef mij bewegingloos opnemen. Ik besloot langzaam achteruit te lopen. Onhandig schuifelend bewoog ik van het grote roofdier weg. Onder mijn voeten kraakten takjes, een geluid dat me verontrustte. Voorzichtig keek ik achterom of er nog meer krakends op mijn weg lag. Gelukkig niets dan zacht mos. Ik draaide mijn gezicht weer naar de poema. Tenminste... naar waar zoëven nog de poema was geweest. Hij was weg! Bang keek ik om mij heen. Waar was hij gebleven?! Was hij ervandoor, of kon hij mij ieder moment in mijn nek springen? De angst werd me teveel en in paniek begon ik te rennen. En ik bleef rennen, ik stond geen seconde stil. Pas toen ik bij het verharde pad aankwam, bleef ik even staan om op adem te komen. Niet langer dan een minuut, toen kreeg de angst weer de overhand en rende ik in één stuk door naar de parkeerplaats, waar nog steeds de bonkmuziek klonk. Het is misschien vreemd, maar dit keer werkte die herrie heel geruststellend.
Marc

Over Marc Boelens

Marc Boelens (Amsterdam 1956) studeerde Nederlands: literatuur, kunst & cultuur aan de Hogeschool Holland in Diemen, vertaalde Lilian Peake's zinderende roman A sense of belonging naar het Nederlands, is redacteur bij enkele internettijdschriften (waaronder vanaf het begin bij De Gekooide Roos) en schrijft poëzie en korte verhalen. Zijn vrije tijd brengt hij op vervaarlijke sneakers door.
Marc Boelens schreef ook op Schrijf.Net