Rik van Schaik De bekentenis van Jonathan Crane
Mijn naam is Jonathan Crane en ik zwijg.
Sinds mijn arrestatie, nu een half jaar geleden, heb ik geen woord gesproken. Morgenochtend zal ik om 08.30 uur de kogel krijgen en zwijgend overgaan naar de eeuwige stilte. Mijn laatste woorden zullen geschreven zijn. Een toekomst heb ik niet, dus ik kan verlangen naar de eindeloze rust die op mij wacht. Ik voel alleen angst voor het korte moment waarop de kogel bij me naar binnen zal slaan, de fractie van een seconde waarin mijn huid heet wordt en mijn spieren zich zullen oprekken voordat ik alles loslaat.
Zojuist heb ik mijn bewaker in gebaren om pen en papier gevraagd en ik zet mijzelf in deze donkere cel aan het schrijven. Bij het weinige licht van de olielamp, die hoog in het plafond verankerd zit om te voorkomen dat ik mezelf wat zal aandoen, vraag ik mijn ogen om een laatste inspanning. Ik ben overtuigend schuldig verklaard en dat maakte ieder gesproken woord in een verhoor of berechting tot een vernedering die ik mezelf, ondanks alles, niet heb willen aandoen. Mijn situatie is vanaf het begin van mijn aanhouding compleet uitzichtloos geweest; er was geen splintertje bewijs dat niet in mijn richting wees. Ik draag ook werkelijk schuld en middels dit schrijven neem ik mijn verantwoordelijkheid. Dit document schrijf ik voornamelijk voor Inspecteur Wrenn, de man die het afgelopen half jaar ontelbare uren tegenover mij heeft gezeten. Ik heb al zijn vragen in stilte genegeerd, evenals de honderden sigaretten die ik hem heb zien opsteken en zijn naar drank riekende adem. Ondanks het feit dat Wrenn binnen een paar dagen de zaak rond had wilde hij me blijven spreken. Oneindig veel uren heeft hij zijn filosofieën omtrent mijn daden en ongeluk tegenover mij uitgesproken. Bewijsmatig de zaak sluiten was hem niet voldoende, het moest ook gevoelsmatig doorgrond zijn om volledig te kloppen. Nu ik dit verslag begin te schrijven zie ik zijn dunne oogjes voor me, zijn kromme gestalte voor het hoge raam, zijn dwangmatige gerook. Ik hoor zijn vragen, zijn liefdevolle schetsen van mijn situatie nadat hij zich weer een nacht in mijn zaak verdiept had. Inspecteur Wrenn, een grote man met milde beoordelingen, een melancholiek mens die in staat is zichzelf emotioneel te verliezen in de door hem opgespoorde misdadigers.
´Ik zal nooit je wanhopige gezicht vergeten, die avond dat ik je voor het eerst zag... Hoe je wankel het bos uit kwam hollen en bijna onder mijn auto kwam, het bloed dat in je mondhoeken lag... Ik dacht eerst oog in oog te staan met een aangeschoten dier of een wilde man die zichzelf had overgeleverd aan een leven tussen de beesten. Ik voelde me haast schuldig aan je angsten, alsof ik een dier had opgejaagd in beschermd natuurgebied´ zo sprak Wrenn gisterenavond tijdens zijn laatste bezoek. Toen hij aan het eind van de avond zijn sigaret uitdrukte wenste hij me oprecht rust en vrede.
Voor hem schrijf ik dit verslag. Voor inspecteur Wrenn, wiens grote wens het is om de meest schandelijke geest te begrijpen.

Als ik een paar dagen voor kerstmis niet naar Sennen Cove was gereden om nieuwe handschoenen te kopen dan zou ik morgen niet worden afgeschoten, dan was Wrenn eind december nooit naar de meldkamer geroepen om te luisteren naar de opname van het inkomende telefoongesprek van mijn vrouw. Honderden keren heb ik samen met Wrenn naar de tape geluisterd waarop het rochelende stemgeluid van Constance geregistreerd was. Sinds ik het bandje voor het eerst hoorde bleef dat geluidsfragment mij iedere nacht uit mijn slaap houden, dat fragment waarin ze mij onverbiddelijk als schuldige aanwijst, iedere nacht: ´Jonathan...? Wat doe je? Gek! Nee! Doe niet! Help, help me... Niet doen Jonathan, niet doen.. Help!´ Haar broze stemgeluid echode tegen de muren van onze badkamer voordat de verbinding met een hoop gekraak werd verbroken.
Maar ik was op 22 december wel naar Sennen Cove gegaan. Ik had mijn auto op Cove Hill geparkeerd en was Hasley binnengewandeld voor een nieuw paar handschoenen. In de hoek voor de paskamers stond een orkest kerstliedjes te spelen. De behaaglijke sfeer waarin de warm gestookte winkel mij opnam deed mij mezelf in gedachten verliezen. Terwijl ik een paar handschoenen paste had ik nauwelijks in de gaten dat tegenover mij een man onbeweeglijk stil stond. Omdat het rumoer nog steeds aanzwol en het orkest vrolijk doorspeelde, drong de roerloze gestalte pas laat tot mij door. Toen ik opkeek zag ik Alex Levingstone glimlachend op mij neer kijken. Ik moet een kort moment als bevroren voor hem hebben gestaan want ik had de vorige man van mijn vrouw sinds onze trouwdag, een paar jaar geleden, niet meer gezien. Terwijl ik met mijn vingers over het leer van de handschoen streek kreeg ik last van een benauwend soort schaamte. Constance had Levingstone voor mij verlaten. Alex had zich gedurende de scheiding onvoorstelbaar soepel opgesteld. Hij had Constance liefdevol losgelaten en zo goed als hij kon begeleid naar haar nieuwe leven met mij. De korte ontmoetingen tussen ons waren altijd doordesemd met een soort hartelijkheid die men maar zelden in dergelijke situaties mee zal maken. Vandaar waarschijnlijk ook mijn diepe schaamte toen ik hem na zoveel jaren weer in de ogen keek.
´Dag Jonathan, hoe gaat het met jullie?´ Zijn zachte stemgeluid klonk vertrouwd.
´Alex! Dat is me even een tijd geleden... Goh, tja... Met ons gaat het uitstekend, goed... Hoe gaat het met jou?´ Ongemakkelijk met de situatie stak ik schokkerig mijn hand naar hem uit.
´Helaas niet al te best, Jonathan. Ik ben ziek... Maar het is goed je weer te zien. Ik was hier toevallig in de buurt om mijn notaris te bezoeken maar het is nog leuker om jou tegen het lijf te lopen. Fraaie handschoenen, staan je goed!´
Zijn attente compliment drong niet tot mij door. De woorden die zich in mijn hoofd bleven herhalen waren ´ziek´ en ´notaris´.
´Hoe bedoel je ziek Alex, ernstig?´
´Zeer. Ik heb kanker. Het spijt me, het zijn nou niet bepaald de dagen voor vervelende verhalen hè?´ Ik moet Levingstone stompzinnig aangegaapt hebben, zo verbaasd was ik om het excuus voor zijn leed te horen.
´Oh mijn God, Alex. Sorry... Jemig, wat een verschrikkelijk nieuws is dit... Ik weet niet wat ik zeggen moet...´ Terwijl ik onnozel stamelde bleef de ex van mijn vrouw me hartelijk aankijken. Zijn fijne glimlach verwrong tot een treurige grijns.
´Niemand kan hier wat aan doen, Jonathan. Alle mensen reageren zoals jij´.
Ik was blij om te horen dat er meerdere mensen een reactie hadden gegeven. Het wilde zeggen dat hij misschien toch minder eenzaam was dan ik aanvankelijk dacht en het verkleinde mijn schuldgevoel. Ik zocht wanhopig naar woorden, speurde naar een originele zin, een troostend gebaar. Maar ik kwam er niet op, het gat dat Levingstone in mijn geest geslagen had was verwoestend groot. Ik was dan ook blij dat Alex het weer overnam.
´Nu deze onverwachte ontmoeting mij toch toevalt zou ik je graag een vraag stellen´. Levingstone liet een voorbereidende stilte vallen, alsof hetgeen hij mij zou vragen wel eens te veel zou zijn. ´Ik zou het verschrikkelijk fijn vinden om nog eens met jullie te dineren. Mag ik jullie uitnodigen om...´
Hier was mijn redding, eindelijk had ik iets om gretig en beslist op in te gaan! Ik moest wel. Zonder aan Constance te denken zegde ik hem toe dat hij bij ons moest komen eten. Constance zou hem nog voor kerstmis bellen en wij zouden voor hem koken.
´Wat vriendelijk Jonathan, Weet je zeker dat Constance dat wel ziet zitten?´
´Absoluut Alex, absoluut. Ze zal je zo snel mogelijk bellen´.
Ik zag Levingstone zijn ogen nat worden terwijl hij een ogenblik verkrampt de adem inhield. Toen bracht hij zijn horloge voor zijn ogen en schrok.
´Mijn hemel! Sorry, Jonathan. Ik moet dringend naar mijn afspraak´. Met een breed gebaar stak hij zijn hand uit en ik probeerde die zo krachtig mogelijk te drukken. Alex zette zijn hoed op en liep naar de deur. Op de drempel draaide hij zich nog even om en bleef een kort moment staan. Hij glimlachte en stak zijn hand op. Toen liep hij naar buiten.
Het duurde enige minuten eer ik met mijn handschoenen naar de kassa liep. De unieke Alex Levingstone had mij doen bevriezen. De man die zijn liefde zo wreed had verloren en zo veel begrip en zachtzinnigheid had getoond, bleek door de dood te zijn gevonden. Zoveel onrechtvaardigheid kon ik nauwelijks verdragen.

Intens geschokt had Constance haar vroegere echtgenoot opgebeld en een afspraak met hem gemaakt. In de dagen die volgde droeg mijn vrouw een mysterieus verdriet met zich mee. Ik had het vermoeden dat ook zij last kreeg van een kwellend schuldgevoel. Bij vlagen, vooral op momenten dat ik mezelf erg onzeker voelde, had ik het duistere gevoel dat Constance terugviel in een nostalgisch verlangen naar de periode met Alex. Gelukkig werd mijn verlangen naar een harmonisch diner nooit door deze onrechtvaardige jaloezie vernield.
Op de avond van het bewuste bezoek stelde ik mezelf vrijgevig op. Na mijn werk parkeerde ik mijn auto in het bos langs het verlaten pad dat naar ons huis liep. Constance en ik woonden in een verlaten vallei, enkele kilometers van Sennen Cove. Vanaf mijn parkeerplek had ik zicht op de enige route naar ons huis en zou ik Alex voorbij kunnen zien komen. Ik had mezelf voorgenomen dat Constance en Alex eerst enige tijd samen zouden kunnen bijpraten en dat ik later zou arriveren. Deze wetenschap had Constance Levingstone tijdens haar telefoongesprek toegespeeld om hem vooraf zoveel mogelijk op zijn gemak te kunnen stellen. Ik deed mijn koplampen uit, knipte de binnenverlichting aan en pakte het boek dat ik speciaal voor deze gelegenheid bij me had gestoken. Maar ik kwam niet aan lezen toe, het ontbrak mij aan iedere vorm van concentratie. Mijn onrust klom naarmate de duisternis inviel en in mijn verbeelding zag ik hoe Constance zich over Alex zou ontfermen, hem een borrel zou aanreiken en haar hand troostend op diens schouder zou leggen. Ik draaide mijn raam omlaag en stak een sigaret op terwijl ik de vrede zocht die Alex mijns inziens zo toekwam. Toen de lichtbundels van Alex zijn auto het pad beschenen wierp ik mijn peuk uit het raam, knipte de binnenverlichting uit en keek gespannen naar de traag passerende auto. Ik schrok: Levingstone zijn hoofd leek tegen zijn borst te liggen. Het was net of hij sliep of knikkebollend achter het stuur zat. Behoedzaam stapte ik uit en sloop naar de weg waar ik de achterlichten van Alex zijn wagen traag maar beslist verder zag gaan.
Terug in de auto stak ik een nieuwe sigaret op, keek op mijn horloge en besloot nog een uur te wachten. Terwijl de uilen driftig van zich lieten horen probeerde ik me de eenzaamheid van Levingstone voor te stellen. Iets waarvan ik vond dat het mij redelijk goed afging tussen de donkere stammen van het bos. Van Constance had ik begrepen dat de mensen, die tijdens haar vorige huwelijk vrienden van hun beiden waren, nu voornamelijk nog alleen haar vrienden waren. Denkend aan Alex voelde ik me sentimenteel en schuldig. Toen het in mijn auto te koud werd en er ruim een uur voorbij was, startte ik de auto en reed het pad op naar ons huis. Levingstone zijn auto stond schuin naast onze schuur, ik zette de mijne ernaast en liep naar de achterdeur terwijl ik mijn zenuwen onder controle bracht.
De ontspannen grijns, die ik bij het naar binnengaan op mijn gezicht had getoverd, verdween terstond toen ik Levingstone zag. Zijn gezicht was uitgeteerd en zo spierwit dat het welhaast doorzichtig leek. Hij zat mij vanuit de brede fauteuil met waterige ogen aan te kijken. In zijn ene hand walste hij een glas whisky, in zijn andere bewoog hij een riante sigaar en het haardvuur knapte behaaglijk. Constance had hem goed geïnstalleerd.
´Dag Jonathan´. Zijn hese stem klonk blikkerig en bezorgde mij koude rillingen.
´Alex, welkom! Waar is..?´
´Constance wilde zich even opfrissen, ze zal zo wel klaar zijn´. Toen ik mijn jas naar de gang bracht hoorde ik de kraan nadruppelen.
´Prima, ik heb zin in een borrel, jij ook nog Alex?´ Het hielp me om even kwiek door mijn huis te stappen en een duidelijke taak te hebben.
´Straks weer Jonathan, ik heb nog´.
Ik nam tegenover mijn gast plaats en probeerde krampachtig de afschuw te verbergen die ik voor zijn afzichtelijke gelaat voelde.
´Vind je het vervelend om naar me te kijken, Jonathan?´
De rechtstreekse vraag bracht mij van me stuk. De toon van Levingstone was ook anders dan dat ik me herinnerde. Wellicht kwam dit ook door zijn ziekte, veranderde de klank van zijn stem zoals ook zijn mimiek door de kanker werd geruïneerd.
´Nou, eh... Je bent veranderd. In zo´n korte tijd, zo snel´.
´Ja, wanstaltig hè, iemand zien doodgaan?´
´Ik vind het verschrikkelijk, Alex. Buitengewoon onmenselijk en erg verwarrend´.
´Verwarrend... Weet jij dat ik al eens eerder op het punt van sterven heb gestaan?´ De toon van Levingstone begon venijniger te worden. Ik schonk mezelf bij en keek mijn gast vragend aan.
´Ja, Jonathan. Een aantal jaren geleden toen ik met Constance een prachtige liefde aan het beleven was, zij was alles voor mij, het leven was goed en veilig voor mij... Toen kwam jij´.
Zijn ogen vonkten en hij keek me bezwerend aan. Ik kreeg het koud en sloeg onhandig mijn borrel in één teug achterover. Ik likte mijn lippen en besloot mijn bewondering voor hem prijs te geven, hopend dat daar een troostend effect vanuit zou kunnen gaan.
´Je bent een groot voorbeeld voor ons geweest, Alex. Je hebt ons geleerd wat grootmoedigheid is en bent een buitengewoon ruimhartig mens. Je mag best weten...´
´Voor Constance was ik blijkbaar toch niet ruimhartig genoeg. Aan de prachtige reis naar het paradijs kwam voor mij een abrupt einde. Dat was voor mij dan weer erg verwarrend´.
Ik was zo verrast door Alex zijn bijtende ironie dat ik niets anders kon dan minzaam knikken.
´Nu zou ik wel weer een glaasje lusten, is dat goed Jonathan?´
Ik stond op en schonk hem zwijgend bij. Levingstone hield daarbij onafgebroken zijn blik op mij gericht en ik wilde dolgraag een antwoord geven. Het probleem was dat ik geen antwoord had. Alex nam een ferme slok en likte kalm zijn lippen.
´Kijk Jonathan, mijn leven is nogal eenzaam sinds Constance besloot mij overboord te kieperen. Eenzaamheid verteert je welhaast even agressief als kanker, weet je dat?´
´Nee, Alex. Het spijt me. Ik heb geen enkele ervaring op dat gebied´.
´Zou het je wat waard zijn om zo´n ervaring te kunnen delen?´
Levingstone maakte zijn glas leeg en zette het secuur op het glazen bijzettafeltje naast hem. Zijn blik werd giftig toen hij mij verraste door onverwacht exact hetzelfde paar handschoenen uit zijn colbertjas te trekken als het stel dat ik kort geleden in Sennen Cove had gekocht. Hij legde de handschoenen keurig op zijn linkerknie en tikte er een paar keer op. De hatelijke sfeer werd bijna tastbaar en ik staarde apathisch naar de handschoenen op Alex zijn knie.
´Ja Jonathan, het zijn bijzonder fraaie handschoenen´. Zijn ogen stonden uitdagend en ik voelde me ineens bedreigd. Waar was Constance? ´Maar om terug te keren naar de vraag: Zou het je wat waard zijn om zo´n ervaring te kunnen delen?´
Ineens was ik het zat, de intimidatie had me lang genoeg geduurd.
´Nee Alex, dat zou me niets waard zijn. Ik ben een gelukkig mens, jij bent dat niet en dat spijt me voor je. Het is onrechtvaardig maar ik weet dat ik een goed mens ben!´
´Zo, zo... Jij durft nogal wat te beweren. Ik heb daar toch een iets andere mening over. Het lijkt mij wel degelijk een boeiende ervaring voor je wanneer je...´
´Dat interesseert me geen moer, Levingstone!´ Ik zette mijn lege glas met zo´n woede op tafel dat het brak.
´Dat is jammer, het zou een stuk makkelijker voor je zijn wanneer je dat wel zou interesseren. Je bent namelijk op weg naar het einde...´
Op het moment dat ik kwaad uit mijn stoel kwam trok Alex een pistool uit zijn vestzak.
´Dit is jouw pistool, is het niet Jonathan?´
De loop waar ik in keek behoorde inderdaad tot het schietijzer dat normaal gesproken in mijn bureaula lag. Ondanks de verlammende schrik stak ik mijn handen aarzelend in de lucht.
´Okay, Levingstone... Wat wil je?´
´Hoe mooi zou het zijn wanneer zou blijken dat de liefde tussen Constance en mij opnieuw was begonnen, dat onze liefde als het ware altijd was blijven bestaan? Hoe zou de buitenwereld dat vinden? Zeker wanneer men te horen krijgt dat jij, in een vlaag van bovenmenselijke jaloezie, Constance gewurgd en mij neergeschoten zou hebben? Mij, een ten dode opgeschreven kankerpatiënt notabene´.
Ik wist waar Constance was. In bad. Dood. En toch drong het nog niet in zijn geheel tot mij door.
´Dat zal je niet lukken Alex, daar kom je niet mee weg´.
´Jawel hoor, Jonathan. Gemakkelijk´. Hij drukte het pistool secuur tegen zijn slaap en zijn ogen slepen zich tot sluwe spleetjes. ´Nadat Constance en ik een borrel hadden gedronken en zij de oven had aangezet, wilde ze graag even een kort moment in bad. - Wat fijn dat jullie op de overloop een telefoontoestel hebben hangen! - Ik trok mijn paar handschoenen aan, riep naar Constance dat ik je auto aan zag komen en belde een paar momenten later de politie. De hoorn van het toestel legde ik op de drempel van de badkamerdeur en ik zorgde er vervolgens voor dat ik je vrouw van achteren besloop. Nadat ze jouw handschoenen had herkend duwde ik haar onder water. Het zal je niet verbazen dat toen ze weer boven water kwam in een angstige paniek jouw naam riep. Toen ik haar vervolgens wurgde hijgde ze jouw naam nogmaals in combinatie met bepaalde beschuldigingen. De politie heeft dat gehoord, het zal niet lang duren eer ze hier zijn´. Met een triomfantelijk gebaar wierp Alex zijn handschoenen in het vuur.
Ik geloofde mijn oren niet en moet buitengewoon afwezig zijn geweest. Ik herinner me alleen nog dat ik onafgebroken mijn hoofd heb zitten schudden. Toen ik weer opkeek zag ik dat Levingstone huilde, iets dat de boosheid in zijn ogen nog ernstiger maakte. Maar ik begreep dat al mijn kansen weg waren en ook ik gaf me over aan mijn verdriet en woede.
´Hoe denk jij in godsnaam het verhaal de wereld in te krijgen dat er sprake is geweest van liefde tussen jou en Constance?´
´Omdat het liefde was. Nadat ik de hoorn op de haak had gelegd ben ik naar Constance teruggegaan. Vreemd dat alles in je lijf het opgeeft behalve geilheid. Het duurt lang eer de lust vernietigd is. Het is me drie keer gelukt. Het badwater en de tegels zitten onder met mijn zaad. Ik heb ook wat haren van haar genomen. Alles wijst op liefde Jonathan, alles!´
Voor ik het wist ontsnapte me mijn gal en holde ik naar de badkamer. Daar struikelde ik over de drempel en zag ik in de draai van mijn val het ontzielde lichaam van mijn lief. Vlak voor ik het bewustzijn verloor hoorde ik vanuit de woonkamer het pistoolschot.

Toen ik weer bijkwam joeg het verdriet en de paniek door mijn aderen. Ik weet niet meer wat ik met mijn kleren heb gedaan. Ik moet ze hebben uitgetrokken om Constance toe te dekken. Ik herinner me in ieder geval dat ik de stop uit het bad getrokken heb. Toen ben ik gaan hollen, naar buiten, de bossen in. Het uitzichtloze van mijn situatie bracht mij uiteindelijk terug naar de weg. Daar heb ik mij overgegeven aan Inspecteur Wrenn.
Ik ben schuldig, maar ik weet niet precies aan wat.

Over Rik van Schaik

Rik van Schaik (1974) zegt er zelf van:
Al vijftien jaar ben ik een liefhebbend schrijver van korte (en soms langere verhalen).
In eerste instantie schreef ik vooral toneel voor mijn eigen toneelgroep (BOEM) maar gaandeweg ben ik veel meer gaan houden van het schrijven van verhalen, waarvan ik er zo nu en dan één of meerdere van voorlees in een voorleesvoorstelling. Deze voorstellingen bestaan, behalve uit het voorlezen zelf, uit film- en audiofragmenten, gemaakt door Tom Rijpert. Samen met Tom heb ik ook een website waar ik de verhalen voor mijn rekening neem, en Tom de vormgeving (www.rikvanschaik.nl). Naast deze voorstellingen blijven we ook met veel plezier toneel maken alsmede hoorspelen en films.
Rik van Schaik schreef ook op Schrijf.Net