Mijn beste,
We gaan weer verhuizen. Naar Hilversum dit keer. Het appartement stelt niet
veel voor, maar het ligt wel op maar tweehonderd meter van de heide en het
bos. Heerlijk wandelgebied.
Hier in Hendrik-Ido-Ambacht zal ik niet veel missen. Vriendelijke buren, dat
wel. Behalve die idiote bonkiebonkiebuurman natuurlijk, maar die houdt zich
schijndood sinds we met de politie gedreigd hebben. We groeten elkaar niet
meer, doen net alsof we elkaar niet zien. Ik vind het wel best.
Alleen het kromme oude mannetje dat ik iedere dag vanuit mijn werkkamer
voorbij zie fietsen, heen en terug naar een mij onbekend doel, hem zal ik
missen. Hij ziet eruit alsof hij uit een stripalbum van Martin Lodewijks is
ontsnapt. Waarom ik dat vind, weet ik niet. Misschien is het omdat zijn
breekbare gestalte zo krom als een hoepel op die damesfiets zit. Of misschien
is het omdat zijn grote pet zo losjes over zijn kleine schedel hangt. Of omdat
zijn ogen zo blij verwonderd door de dikke brillenglazen kijken, alsof hij
alles voor het eerst ziet. In ieder geval is hij mij dierbaar geworden.
Wat ik zeker niet zal missen, is de wasstraat waar ik onlangs voor het eerst
mijn auto wilde laten wassen. Ik was door een uitgever uitgenodigd om een luxe
boekpresentatie mee te maken en ik vond dat ik dan wel in een schone auto
moest komen voorrijden. Het was een wasstraat zonder bediening. Op een bord
stond aangegeven hoe te handelen.
- Rijdt uw auto met het linkervoorwiel in de rode beugel.
- Zet de motor uit.
- Zet uw auto niet op de handrem!
- Blijf achter de transparante spatpanelen staan.
- Druk op de rode knop.
Nergens een rode beugel te bekennen. Wel een zwarte beugel met een rode
streep. Nogal onzorgvuldig geformuleerd dus, vond ik. Ik stapte uit, trok me
terug achter de transparante spatpanelen en drukte op de rode knop. Tot mijn
afgrijzen kwam er nu ratelend een enorme deur naar beneden, recht boven het
dak van mijn nog niet afbetaalde auto. In gedachten zag ik al hoe mijn voiture
door de deur in tweeën werd gesneden. De deur raakte het dak! Ik kneep mijn
ogen dicht, ik kon het niet aanzien. Het geratel stokte. Voorzichtig opende ik
mijn ogen. De deur was gestopt zodra hij tegendruk ‘voelde’. Wat was ik
dankbaar!
Enkele minuten later, nadat ik ervoor gezorgd had dat de deur weer ratelend
was opgetrokken, vond ik de rode beugel. Zeker zes meter verder de wasruimte
in. Dit keer ging alles goed, maar ik nam me heilig voor om de goden niet te
verzoeken en hier nooit meer mijn auto te wassen.
De schrijver zou voorlezen uit zijn nieuwe werk en het diner werd verzorgd
door een gerenommeerde kok, toch verliep de boekpresentatie niet geheel zoals
ik het me had voorgesteld.
Mijn vrouw, Wilma, was verhinderd, dus vroeg ik mijn schoonmoeder haar plaats
in te nemen, dat had zij al eens eerder gedaan, ook al was dat geen groot
succes geweest.
Op de een of andere manier had de uitgever lucht gekregen van haar komst, en
een paar dagen later lag er een envelop op de deurmat. ‘Afnodiging’, stond er
bovenaan de brief. Afnodiging?
‘Vanwege het feestelijke karakter van de avond, de onverenigbaarheid van
persoonlijkheden en de continuïteit van onze relatie…’ Kortom, of we maar weg
wilden blijven.
Nou, dan moet je net mijn schoonmoeder hebben.
In haar opvallendste galajurk, van oogverblindende goudglitters, en met een
uitgesproken zuur gezicht, arm in arm met haar schuchtere schoonzoon,
verscheen ze poepiesjiek een half uur te laat op de presentatie. De schrijver
was al aan het voorlezen.
Gelukkig was de uitgever heel sportief: hij vertrok geen spier. Zo werd het
toch nog een gezellige avond.
Marc
© 2006
Marc Boelens / De Gekooide Roos