Mijn beste,
Loom uitgestrekt ligt de Westerheide te stoven in de zomerzon. Geen mens te
zien. Ik wandel hier vrijwel iedere dag en probeer, heel behoedzaam, foto’s te
maken van de reeën (Capreolus capreolus). Nu ze jongen hebben, zijn ze
voorzichtiger dan anders. Die jongen zijn niet groter dan een huiskat en als
ze zich tussen de heidestruiken laten vallen, zijn ze onzichtbaar. Het
zomerkleed van de ree is prachtig roodbruin, veel dieper van kleur dan de
vacht van de Schotse Hooglanders die hier grazen. Laatst kwam ik opeens midden
in zo’n kudde Hooglanders terecht. Dan sta je vreemd te kijken. Ze zijn niet
verschrikkelijk groot, maar toch wel heel imposant.
De hei is hier eigenlijk één grote dodenakker: her en der grafheuvels en ook
nog een groot urnenveld uit vroeger tijden. Achter twee grafheuvels van
duizenden jaren oud staat een getimmerd houten kruisje met daarop: Mickey
29-02-2004. Iemands huisdier, kennelijk.
Doodgaan doet men hier al lang, men heeft daarin ervaring.
In mei heeft koningin Beatrix een eindje verderop de grootste natuurbrug van
het land geopend. Hare Majesteit zag er feestelijk uit: een royal blue
mantelpak met bijpassende hoed. En zij verrichtte de plechtigheid op heel
natuurlijke en elegante wijze.
Na afloop nam zij mij nog even apart. ‘Mijn oudste zoon heeft het weleens over
u gehad’, zei ze.
Ik knikte deemoedig, ik had de Prins ontmoet toen ik eens op landgoed De
Horsten wandelde.
‘Alex heeft u toen aangesproken op de kwaliteit van uw, eh… schrijfwerk.’
Weer knikte ik deemoedig. Het was waar, Z.K.H.W.A. had geprobeerd mij ervan te
overtuigen dat ik een vaste baan moest zoeken.
Hare Majesteit vervolgde: ‘Maar naar het schijnt, schrijft u nu nog steeds van
die columns en gedichtjes.’ Ze keek me een beetje streng aan, als een moeder
die haar zoon een standje geeft.
Ik knikte ditmaal nogal onbenullig.
Er brak een kleine glimlach door op het gelaat van onze koningin. ‘Ik heb
begrepen dat u graag in de natuur wandelt,’ zei ze.
‘Jawel Majesteit’, antwoordde ik.
‘Dan lijkt het me een goed idee dat u zich opgeeft als vrijwilliger van het
Goois Natuurreservaat, en dat u dan uw handen eens heerlijk en eerlijk vuil
maakt.’
Tja, ik kon Hare Majesteit natuurlijk geen ongelijk geven, dat zou ongepast
zijn. Dus knikte ik beleefd en zei: ‘U heeft gelijk, Majesteit. Morgen nog zal
ik mijn diensten aanbieden. Enne… mag ik van deze gelegenheid gebruik maken om
te zeggen dat die blauwe hoed u heel goed staat. En dat zeg ik nou echt niet
omdat U nou toevallig koningin bent.’
Hare Majesteit draaide schalks haar hoofd weg en even meende ik haar te zien
blozen. ‘Genoeg voor nu, meneer Boelens’, zei ze, ‘ik heb nog meer te doen
vandaag. Vergeet u vooral mijn advies niet!’
Ik boog lichtjes, wat niet meevalt met mijn krakende rug, en antwoordde:
‘Morgen al, Majesteit, morgen maak ik er werk van.’
‘Het is u gerajen.’
Ik boog nog iets dieper en dat had ik beter niet kunnen doen: met een droge
knak bleef mijn rug in een stramme, kromme houding staan. Het laatste dat ik
van Hare Majesteit gezien heb, waren haar royal blue pumps.
Je Marc
© 2006
Marc Boelens / De Gekooide Roos