Met zacht plonzen van troebel regenwater
door de dakgoot slenteren
en de lichten van een stad
in een wijde cirkel om mij heen.
Ik heb een vrij brede dakgoot
dus dat kan allemaal wel
al is het stervenskoud.
Van de zomer hing ik stil
ondergedompeld in een ven.
Daar sloeg mijn hart
golfjes op het water.
Toen ik uit het water stapte
toegejuicht en licht als licht,
lag daar al het pad,
dat me voerde
naar deze loden plek,
schouder aan schouder met
een wantrouwige kauw.
De wind maakt vleugels
van de smalle kraag op mijn blouse.
Boven de skeletten van de daken aan de overkant
jaagt Orion op zijn prooi.
Een jumbojet doorklieft juist zijn gordel.
De machines hoesten hees tegen de sterren.
Ga ik op mijn andere been zitten dan
verlies ik niet dat beetje evenwicht
dat ervoor zorgt dat ik niet val.
Nu raken ze allebei in diepe slaap
en voel ik ze niet meer.
Een zwaarlijvige vis ben ik
die net boven de dakgoot zweeft.
© 2006
Roland van den Bergh / De Gekooide Roos
Over Roland van den Bergh
Roland van den Bergh (1959) studeerde Nederlands in Amsterdam en was werkzaam in reclame en onderwijs. Zijn debuut
Koudwatervrees verscheen in mei 2006 bij Uitgeverij Holland in de befaamde Windroos-reeks. Inmiddels verschijnen zijn gedichten op verschillende internetsites en werd een gedicht van hem opgenomen in de bundel
Kastanjegedichten, een boek ten bate van de bedreigde paardenkastanje. Hij is vaste medewerker van het underground-tijdschrift
CFK, treedt hier en daar op en schrijft ook gedichten op verzoek.