Altijd te laat met het toetje wacht het
zwijgende meisje aan de rand van je bord.
Je slaat er je arm omheen, je wilt niet
dat ze ziet hoe erg het einde wordt. Je duwt
de kruimels met je duimen dood. Je hebt
een gedicht voor haar geschreven. Het is
een behoorlijk idioot gedicht, met oog
potlood op een servet. Je hebt het toch
maar aan haar gegeven. Ze snoot haar
neus erin, dat was dan wel weer mooi.
Zo wachten we de dingen af. De sneeuw
vervelt, je ruikt het land onder de dooi.
© 2006
Case / De Gekooide Roos