als ze nat van de regen thuiskomt op de dag dat haar vakantiegeld
net binnen is jij je hand op haar heupen legt en de kleine huidplooi
zachtjes in de muis van je hand kruipt je tegen haar billen duwt
je haar het hematasje uit handen neemt het op tafel legt
en haar voorzichtig naar de trap manoeuvreert
dat ze dan een beetje tegensputtert
dat je haar in haar nek zoent
aan haar bloesje frunnikt
je vader belt zonder zijn naam te zeggen
een stem waar je al tweeëndertig jaar naar luistert
maar die je niet meteen herkent
vijftien jaar oud zes uur ’s ochtends en over een uur de bus
een oud washandje of een sportsok
in een broodtrommel
onder het bed
de wehkamp
wat je ruikt is niet de vis die rot
maar de vis die fermenteert
dat ze lacht naar haar portemonnee naast de fruitschaal
en ik me als een kat
in mijn nekvel
gegrepen voel
door het geld het fruit
en de familie
© 2007
Tsead Bruinja / De Gekooide Roos