Ik ben geboren in Gouda. 1979. Het was de winter dat er ijs op straat lag en
handen aan stofzuigstangen vastvroren. Misschien dat ik het daarom altijd koud
heb.
Ik begon met schrijven voordat ik kon schrijven. Volgens mijn moeder zat ik
urenlang streepjes te zetten in schriften. Vanaf mijn achtste schrijf ik korte
tekstjes en lees ik poëzie.
Verder heb ik, na allerlei baantjes, de Koningstheaterakademie gedaan waar ik
mijn teksten ook speelde en studeer ik nu af aan de Hogeschool voor de Kunsten
in Utrecht als dramaschrijver.
Waar komt het schrijven vandaan?
Dat is iets dat moet. Het is van mij en ik kan het niet laten. Zinnen maken,
gedachten, beelden die ik in mijn hoofd heb in taal proberen te dwingen, het
hoort er voor mij bij.
Niemand zei het tegen me, ik ben er gewoon ooit mee begonnen en ben er nooit
meer mee opgehouden.
Waarom voor deze titel gekozen? ‘Ze hapte van een perzik’ zou iedereen
cliché noemen; dit leunt er dicht tegenaan.
Het is de eerste regel van een gedicht dat niet op de eerste pagina staat,
niet representatief is voor de bundel en dat geen allesomvattende betekenis
heeft.
Het is een beeld, een fragment uit het geheel. Ik geef mijn gedichten ook
alleen een titel als ik dat wil, als het zonder nog niet af is. De titels die
ik voor de bundel bedacht, deden me erg geforceerd aan, dus heb ik een beetje
een anti-titel gekozen, die meer een sfeer dan een thema weggeeft. Soms flirt
ik graag met clichés, daarna kun je altijd de boel nog nuanceren. Ik ben niet
vies van een beetje kitch.
In je gedichten beschrijf je situaties alsof je een toeschouwer bent. In
hoeverre ben je toeschouwer van je eigen situaties? M.a.w. in hoeverre
speelt zelfreflectie een rol in je poëzie?
Ik gebruik mezelf weleens als model voor het lyrisch ik in een gedicht, maar
neem ook vaak iemand anders of een combinatie van mezelf en anderen. Of er
verschijnt iemand die ik nog niet kende. Dat vind ik misschien wel het
leukste.
Ik observeer veel, misschien wel voortdurend, maar dat komt zelden regelrecht
een gedicht in.
Ik vind het veel spannender om de werkelijkheid als geraamte te gebruiken maar
de details opnieuw in te vullen. Een universumpje maken dat net anders is, dat
alleen op zichzelf lijkt.
Dichters zijn meestal nieuwsgierige mensen; waar ben jij nieuwsgierig naar?
(thema’s)
Naar de beweging die het leven maakt van begin naar midden naar einde, maar
met een heleboel herhaling. Door uren, gedachten, generaties heen gebeurt
steeds hetzelfde, maar toch steeds net anders. Ik wil het pakken maar kan het
niet pakken en blijf er met mijn pen achteraan rennen.
Humor is niet onbelangrijk in je werk. Komt dat zomaar aanwaaien of zoek je
doelbewust naar het komische?
Dat gaat een beetje vanzelf. Als kind heb ik heel veel light verse gelezen, en
daar heb ik altijd nog een beetje een zwak voor. Alleen gaat de clou, de grap,
steeds meer onder de oppervlakte zitten, naarmate ik langer schrijf.
Anne Büdgen
in De Gekooide Roos