Armando Drie korte schetsen
De man sprak me aan: ‘Ik ken je van vroeger.’
Z’n vrouw stond er met gebogen hoofd bij. M‘n vader werkt nog,’ zei ze, ‘hij heet Gerard.’
‘Luistert u maar niet naar haar,’ zei de man, ‘ze weet niet goed wat ze zegt, haar vader is allang dood.’
‘Ja, hij is allang dood,’ vervolgde de vrouw, ‘maar hij werkt nog steeds, hij is juwelier.’
‘Dat is waar,’ zei de man, ‘hij was inderdaad juwelier.’
‘En hij werkt nog steeds,’ ging de vrouw verder, ‘hij weet van geen ophouden.’
‘Ik ken je van vroeger,’ zei de man.
Het was even stil.
De vrouw begon weer te spreken. ‘M‘n vader heeft ons gered in de oorlog. M‘n moeder, m‘n twee zusters en een tante zouden verhoord worden en dan zouden ze weggevoerd worden, maar het is ze niet gelukt, m‘n vader heeft ons gered. Er was een soldaat bij, en die zei ik zal jullie helpen, ik zal er voor zorgen dat jullie niets overkomt en even later heeft ie ons laten vluchten.’
‘Goh,’ zei de man, ‘dat is verbazingwekkend, het is waar wat ze vertelt, maar ze heeft er nooit meer over gesproken, hoe bestaat het.’
‘Maar heeft haar vader ze gered of die soldaat,’ vroeg ik.
‘Eigenlijk die soldaat natuurlijk,’ zei de vrouw, ‘ik ken ‘m niet eens.’
De man duwde z‘n vrouw zachtjes weg. ‘Kom nu maar mee,’ zei hij, ‘laten we maar weer doorlopen.’ Hij knipoogde naar me.
De man kwam recht op me af en zei: ‘Ik heb het liefst krulletjes op m‘n kop.’
Ja, wat moest ik daar nou op zeggen. Maar hij praatte verder: ‘Op een dag zat ik aan een tafel vol broodkruimels, broodkruimeltjes. Ik ben ze gaan sorteren en dat vond ik een leuke bezigheid. Ik heb ook wel es een hoop vuilnis zien liggen. Allerlei voorwerpen waar de mensen gretig gebruik van hebben gemaakt en ineens gooien ze het weg. Heel bizonder vind ik dat.’
‘Ja, heel bizonder,’ beaamde ik.
‘We praten over mensen, merkt u dat. Ik zou u dit willen vragen: heeft u wel es een mens ontmoet?’
Om er af te wezen zei ik: ‘Nee, nog nooit, maar ik heb wel vaak over ze gehoord, over mensen.’
‘Vroeger ben ik wel es een mens geweest,’ beweerde hij.
‘En?’ vroeg ik, ‘hoe was dat?’
‘Ik schaamde me dood,’ zei hij.
‘O! En waarom dan wel?’
‘Dat gaat je geen ene sodemieter aan.’
‘Nou, dan niet.’
‘En ik had prachtige verjaardagen in de feestzaal,’ vervolgde hij. ‘En maar dansen, hè.’
Ik zei dat ik nog meer te doen had en liep door.
Ik zit op een stoel en kijk naar buiten, ik zie de mensen voorbijgaan. Ze gaan naar links en ze gaan naar rechts. Ze gaan ergens naar toe, ze zijn onderweg, ze gaan ergens heen. Van niemand weet ik iets. Ik heb geen idee waar ze vandaan komen en waar ze heengaan. Ik weet niets van hun verleden, en van hun toekomst weet ik ook niets. Toch gaan ze voorbij. Ze zijn levend. Ze maken de indruk dat ze leven. Ze bewegen. Ik weet niet wat ik met ze aanmoet. Het is zeker dat men over elke persoon een boek zou kunnen schrijven. Ik ben blij dat ik geen schrijver ben. Ik zou me geen raad weten.

Over Armando

Armando (‘zich wapenend’, Amsterdam, 1929 - Potsdam 2018). Pseudoniem voor Dirk van Dodeweerd. Maakte als kunstenaar deel uit van de Nul-beweging, werkte een tijdlang als journalist voor het weekblad HP en werd onder meer bekend door zijn deelname aan het VPRO-televisieprogramma Herenleed en het zigeunerorkest van Tata Mirando. Zijn oevre als dichter/schrijver en beeldend kunstenaar is grotendeels gebaseerd op herinneringen aan oorlogservaringen uit zijn kindertijd. Hij woonde toen in de buurt van het kamp Amersfoort en heeft het in zijn werk onder andere over ‘Schuldig landschap’ en ‘Mensen met de leeftijd‘.
Armando overleed op 1 juli 2018.
Meer over Armando op Wikipedia