Renzo Kooi De Zeekoningin
God geve haar minder woord en meer gedachten. Ze hebben een constructie gebouwd die haar huid en botten infiltreert, compleet met staafjes en moertjes. Het is een akelig gezicht, die bleke gejodeerde duim waar een niet eens fraai glanzend metaalachtig staketsel ingeschroefd is. Ze had na aanvankelijke huivering durven kijken, zijdelings, alsof het lichaamsdeel iets smerigs van een vreemde was. Nu beginnen haar aaneengeregen woorden alweer als motregen binnen te dringen en keert het druilen in me terug en begin ik als vanouds te staren naar een punt achter het kille mistgordijn waar niks te zien is.
Het blijft mijn zuster. Het was niet het noodlot dat ons aan elkaar klonk. Ik heb er voor gekozen, welbewust. Toen mama doodging en het verdriet haar in een drassige poel van verwarring dompelde, toen ze weken na de crematie gevonden werd in de zolderkamer waar vroeger onze gouvernante sliep, vervuild naast een grote jerrycan water, met grote opengesperde ogen als van een uil -toen koos ik ervoor. Ik had niks te doen en mijn broer deed zaken in Costa Rica en tja. Ik had ineens medelijden met mijn arme zuster. Ik vergat op slag zelfs dat op een glasheldere van vrolijkheid doortrokken warme dag de aanwezigheid van mijn zuster de hemel en al wat daaronder was grijs kon kleuren. De kleur van zwaarte, een schort van miezerlood.
Je went er natuurlijk aan. Niemand ziet wat aan haar. Een doorsnee vrouw met een regelmatig gezicht, slank. Als ze praat beweegt haar kin mee, wat sommige mensen vertedert, het ziet er een beetje kinderlijk uit. Maar als mijn zuster dan praat en redekavelt worden ze moe en vertrekken ze vroeg in de avond. Dan hebben ze nauwelijks een woord gesproken. Bij de voordeur kijken ze me zorgelijk aan en vragen of het wel goed gaat met me. Een fatsoenlijk antwoord weet ik daar nooit op te verzinnen. Dat het went heb ik eens gemompeld, maar dat voelde ergens als verraad. Dus meestal zeg ik dan best hoor, of nee prima. De enige die nu nog regelmatig komt is de huisdokter. We krijgen dan een nieuw recept. Ik zorg dat ze haar pillen neemt en voor de rest. Misschien kan ze wel meer zelf, maar toen ze daar op zolder zat kon ze niks en nu is ze eraan gewend dat ik alles doe. Verder komt er heel soms iemand op bezoek, maar dat is dan weer gauw achter de rug.
Soms doe ik de deur op slot. Meestal gilt ze niet. Wat wil je, zestien tot twintig uur ratel op een dag is genoeg, daar moet je je soms aan onttrekken. Ik ga dan naar mijn meisjeskamer, waar weinig veranderd is. Daar draai ik platen. Singles, ik heb nog een heleboel singles uit de jaren zestig en zeventig en die draai ik dan op zo’n koffergrammofoon. Als ze wel gilt komt ze er gemakkelijk bovenuit. Ik neem me steeds voor een koptelefoon te kopen, maar het draait er meestal op uit dat ik een of twee singeltjes luister en dan boos word en terugga.
Ik zou ook weleens willen weten waarom het loopt zoals het loopt. Dat is dan waar ik over nadenk onder het binnendruilen van mijn zusters woorden. Gaat dat nou vanzelf zo? Andere mensen zie ik altijd maar lachen en vrolijk zijn. Soms kijk ik televisie. Ze zien er vrolijk uit, gezond en gelukkig, maar ik hoor niet wat ze zeggen. Nu denk ik: het gaat niet vooruit. Alles staat stil. De dagen komen en gaan en meestal lijken ze op elkaar en ik hang erboven, alsof ik vanuit een luchtballon het draaien van de aardbol bekijk, ja, dat is het. Dat alles onder mij voorbijgaat, maar ik hang helemaal stil. Wat ik ook met armen en benen maai of schreeuw of schop of sla, ik kom niet vooruit. Hoogstens dat het mandje van die ballon een beetje heen en weer schommelt. Dus eigenlijk loopt het niet eens zoals het loopt, nou ja, ik tenminste niet.
Het is de koning van de zee. Die houdt mij opzettelijk tegen. Zo’n koning zou best aardig kunnen zijn, maar in mijn geval is dat niet zo. Je zou kunnen zeggen dat ik met hem getrouwd ben, maar het is een slecht huwelijk. Ik zat een paar maanden terug wat door dat snatergordijn van mijn zuster heen te staren en opeens wist ik het. De koning van de zee, daar is het mee begonnen. Hij leeft in de zee. Hij neemt en hij geeft. Mij houdt hij tegen door me telkens weer dat loodschort van mijn zuster om te hangen zodat ik stil blijf en mij niet beweeg. Mijn zuster is zijn instrument zogezegd. Het is geen onzin, ik heb daar lang over nagedacht. Het zit niet in mij. Het zit niet in mijn zuster. We wonen bij de zee en omdat hij daarin huist heb ik hem al heel wat keren zien verschijnen. Als hij verschijnt wordt alles heel geleidelijk onzichtbaar en als het avond is zie je alleen nog het licht in straal en krans. Ik heb me laten verleiden op het strand na een warme dag vol vrolijkheid. Het ogenblik was onbewaakt. Iedereen was naar huis toen hij kwam en ik daar lag in mijn bikini want het was nog warm genoeg. Hij nam mij zwijgend terwijl ik wilde schreeuwen maar er kwam niets uit en ik verlamde metterdaad. Het duurde niet lang. Het was pijnlijk en een half uur lang bewoog ik niet. Toen ging het waaien en verdween hij met mijn pijn en ging ik naar huis waar ik mama dood in haar bed vond.
De moertjes draai ik maar los. Ik voel er toch niks van. Hier kom ik ook niet verder. Ik haal de stangetjes uit mijn duim en stap het bed uit. Dan valt de standaard met een grote spuit die met een slang aan mijn arm vast zit op de grond. De slang trek ik los. Mijn zuster blijft praten blijft praten blijft praten en met de schaar die zo netjes in een kartonnen niervormig bakje op het nachtkastje ligt probeer ik haar het zwijgen op te leggen maar ik bloed alleen maar. Ik voel niks en ze gaat maar door. Een broeder pakt me vast maar dat is helemaal niet nodig. Het bloed stroomt maar, ik hang hier maar, mijn zuster praat maar en alles beweegt behalve ik.

Over Renzo Kooi

Renzo Kooi (Hollandia/toenmalig Ned. Nw. Guinea, 1957) werd na 12 ambachten en 13 bijna-ongelukken toch nog vader van de drie liefste kinderen ter wereld, onderzoekspsycholoog bij de afdeling Psychiatrie van het Academisch Ziekenhuis Groningen, freelance, netwerk- & internetadviseur, webmaster en deeltijdschrijver. Schreef een groot aantal verhalen, een halve roman en enkele gedichten. Enkele verhalen verschenen in het tijdschrift de Opkamer, het overige ging na kritische herkeuring naar het plaatselijke inleverstation voor oud papier.
Oprichter en webmaster van Schrijfnet (voorheen De Salon), de werkplaats voor (aankomende) dichters en schrijvers, waaruit De Gekooide Roos is voortgevloeid.
Vanaf het begin redacteur bij De Gekooide Roos.
Kooi heeft geen vrije tijd. Dat scheelt weer hobbies.