Toen alles was gelijk geworden
nam de sneeuw zijn eigen vormen aan,
als bladerdeeg op ’t dak,
scherp geplooide golven voorbij een bomenrij,
frommels in een rulle vlakte,
een loze korst die kraakte boven ’t meer,
een verraderlijke val in het vol gewaaide spoor
en op jacht als peper in mijn ogen.
Maar in mijn hand het
weerloze water dat het was.
© 2000
Rob Giel / De Gekooide Roos