De zomer wilde maar niet wijken,
onrustig cirkelden kraaien
boven hun dichtbevolkte bomen
en over de grachten hing een blauw
dat zich met het dimlicht
van terrassen mengde
Vanonder een brug kwam hij gevaren,
steunend op z’n stuurwiel,
met wat verzen als bagage, om
aan het leven terug te geven
eer hij in het niets verdween
De deining die hij maakte
verstoorde de stilval even
van een spoor van bladeren
© 2000
Job Degenaar / De Gekooide Roos