Mijn beste,
Een zware lucht vol onweer kondigde het al aan en even later biggelde de zomer in dikke druppels langs de ruiten. Het
is juli, hartje zomer, en de hele stad ligt berustend onder een natte deken. Miezerige regenbuien met windvlagen die
de natte takken tegen de ramen doen zwiepen om zo de fut uit de bladeren te slaan. De hemel is loodgrijs met
eigenaardige vlekken van zinkwit. Regen is verraderlijk: twee vogels liggen platgereden op het asfalt, vleesrood nog.
De razende autobanden verspreiden hun resten, zodat over een paar dagen alleen nog een zwarte koek aan ze zal
herinneren. Helemaal aan de horizon een lichtblauw gat dat langzaam uit het zicht verdwijnt: de zomer. Alle zegen komt
van boven.
Maar, dat moet gezegd: niets ruikt lekkerder dan een bos na een regenbui. Gisteren hebben Wilma en
ik op de Utrechtse heuvelrug een wandeling gemaakt in een bos met grafheuvels van wel drieduizend jaar oud. Op een van
die heuvels stond een prachtige ring van bomen. Zo wil ik later ook wel liggen, in een bos met veel dood hout,
overwoekerd door mossen.
In het begin van de wandeling werden we door een groep boos schreeuwende Vlaamse gaaien
begeleid, maar we lieten ons niet verjagen. Zo’n mooi bos! Er waren duizend kleuren groen. En roze en witte bloempjes
aan de braamstruiken, en roze vingerhoedskruid. En in de schaduw, planten met piepkleine gele bloempjes. Uit een
gigantische beukeboom, met een omtrek van bijna vijf meter, groeiden vijf afzonderlijke stammen en het bladerdak had
een doorsnede van wel dertig meter. Onder de boom was niets dan bruin blad. Hij was zo hoog, dat hij over alles heen
keek. Generaties lang hadden verliefde mensenpaartjes hun naam in de bast gekerfd, maar het leek de boom niet te
deren.
En overal paddestoelen. Waar je je blik ook op richtte zag je paddestoelen. Bruine en witte en
muisgrijze en okerachtige en rode met witte stippen en grote sponszwammen en geglazuurde porseleinzwammen en prachtige
oranje koraalzwammetjes, van alles! Ik heb nog nooit zoveel paddestoelen gezien, duizenden!
En dan de geluidjes, tientallen geluidjes, en toch een stilte zoals je die thuis niet kent.
‘Tsjie, tsjie, tsjie,’ deden de kuifmeesjes in het naaldbos verderop. Het was zo rustig, zo stil, dat je er een uiltje
kon horen knappen.
En toen, tot onze grote schrik, stond er plots een mager kereltje voor onze neus, met een paar
enorme laarzen om zijn beentjes. “Spillebeen,” zei hij nerveus, “de naam is Spillebeen.”
En hij drukte ons de hand. “En u was?...” “Boelens,” antwoordde ik verbouwereerd,
“Wilma en Marc Boelens.” “Het is wat te zeggen,” antwoordde hij
wereldvreemd, “nou, nou, nou.” Hij wipte ongedurig van de ene laars op de andere.
“Wel, dan ga ik maar weer,” zei hij.
Hij schudde ons nogmaals de hand en weg was hij! Alsof hij er niet geweest was! Wilma en ik zochten om ons heen, maar
er was geen spoor van hem te bekennen. We keken elkaar maar eens aan en dat was dat, we hebben er verder geen woord
over gewisseld. Wat moet je d’r van zeggen, per slot van rekening. Gelukkig huppelde er juist een ree voorbij en dat
leidde onze aandacht af.
Toen we thuiskwamen zagen we hoe de gelovigen ter kerke trokken. Een winterse woestheid tekende de
verregende koppen. Dames met hoeden in de kleur van hun donkere mantelpakken, stijf gearmd met streng uitziende heren;
jongetjes met knellende stropdasjes om en meisjes met sombere hoedjes op; de mens is wanstaltig en mateloos triest.
Even later passeerde een vrachtauto waarop in grote letters te lezen stond: VAN DEN HEMEL - TRANSPORT. Ik durfde me
nauwelijks af te vragen waar die vracht naartoe ging!
Sowieso is het raar dat mensen het blijkbaar nodig vinden hun eigen naam aan hun nering te
geven, dat levert curieuze combinaties op. Zo is er een groothandel in protheses die BEENHAKKER heet. En dagelijks
lees ik op de Rotterdamse televisie: Het weer wordt u gebracht door ENGELEN. Daaronder staat weliswaar vermeld dat het
hier om een keukenspecialist gaat, maar frappant blijft het. Dan liever de architect ROTHUIZEN, die zijn naam liet
veranderen in ROTSHUIZEN.
Je Marc
© 2000
Marc Boelens / De Gekooide Roos