Marc Boelens Mijn Beste (4)
Mijn beste,
Sinds een week heb ik last van schimmen die me ’s nachts bespoken, zodat ik soms zo doorschijnend aan het ontbijt verschijn dat ik mijn tafelgenote doe huiveren. Het zit zo. Vorige week ben ik met mijn school op werkweek geweest en sindsdien lijd ik aan luiheid en angsten.
Een loodgrijze lucht kondigde het zware weer al aan, de avond voor vertrek, en op het gazon achter de flat dansten witte wieven! Het kunnen natuurlijk ook mistflarden zijn geweest, maar voor de veiligheid hield ik ’t maar op witte wieven. Ik was gewaarschuwd!
Je begrijpt, ik was behoorlijk in de war toen ik mijn bed opzocht. Eerst droomde ik dat honderden kinderen op de deuren en ramen van mijn huis bonkten: “Laat ons binnen, laat ons binnen!” Maar ik doe niet open, ik heb niets met ze van doen, ik heb alle tranen van de wereld al gehuild, wat wil men nog van mij? Tenslotte droomde ik, dat ik jou enkele meters ontbijtkoek toezond. Heb je daar wat aan?
Een werkweek lang heb ik alle kleine rampen doorstaan en uitgeput keerde ik vrijdagmiddag terug. Niemand had zich onder de bank verstopt, ook al voelde ik daar persoonlijk wel voor.
Diezelfde avond werd ik door een berucht kinderboekenschrijver uitgenodigd om een hapje te eten, om zo de doorstane ellende sneller te kunnen vergeten. Kinderboekenschrijvers verdienen veel geld, dus ze kunnen het breed laten hangen. Zo ook mijn gastheer. We zaten in een restaurant dat als een van de beste van Nederland bekend staat, tussen veel rijke klanten zonder beschaving, zodat wij ons al snel thuis voelden. De terrine van ganzenlever en een salade van haricot verts met truffel werd voortreffelijk begeleid door een Puligny Montrachet ‘Les Garennes’ Premier Cru 1997 en al snel ontstond er een aangename sfeer. “Hoe was de werkweek?” vraagt mijn gastheer meelevend. Hij is zelf een gewezen schoolmeester en begrijpt dat dit onderwerp direct behandeld moet worden.
Dat kinderen delicate wezens zijn, zoals sommige professionele opvoeders beweren, wil ik hier met klem tegenspreken. Compassie met oude leraren is er niet bij. Vier dagen en nachten lang breken ze de tent af en als je het waagt daar iets van te zeggen, antwoorden ze: u bent zelf toch óók jong geweest?! En het is waar. Laatst kwam ik een foto tegen waaruit blijkt dat ik ooit jong ben geweest. Het is nauwelijks te geloven.
Tijdens de werkweek was daar in ieder geval niets meer van te merken. In een poging de jeugd bij te houden ben ik genadeloos gestruikeld. Op de ijsbaan, waar de docenten vergeefs probeerden te laten zien dat ze nog even energiek waren als hun leerlingen, maakte ik een spectaculaire smak. Vandaar dat mijn teen nu dieppaars is, hetgeen hem bijzonder goed staat. De leerlingen konden het blijkbaar wel waarderen, want ik ontving een ovationeel applaus.
Vergevingsgezind liet ik me door mijn gastheer over mijn ongemakken ondervragen, terwijl ik me de gebakken kreeft in eigen saus goed liet smaken.
Speurtocht. De bomen gaven hun laatste roestige blaadjes aan de wind mee, de vogels zaten kleumend op de zwartglimmende boomtakken, en de docenten trokken er met de kinderen op uit. Het lopen ging me niet zo goed af, met die teen, maar vanwege het nijpende lerarentekort kon ik niet verstek laten gaan. Van aanwijzing naar aanwijzing dwalend, probeerde ik de aan mij toevertrouwde kinderen in toom te houden met het vertellen van een spookverhaal, maar dat kon ze niet boeien. Spookverhalen hebben in de loop der jaren aan kracht ingeboet, begrijp ik.
‘Meneer, u praat zo netjes. Bent u van een hogere stand?’ vraagt een van de meisjes.
‘Nee’, antwoord ik vermoeid, ‘daar worden leraren Nederlands op geselecteerd, op hun nette uitspraak’. Verkleumd bereiken we eindelijk de finale van de speurtocht; alle aanwijzingen heb ik zelf gevonden en daar ben ik nog trots op ook.
‘Waarom ben je eigenlijk leraar geworden?’ vraagt mijn gastheer met een sardonische grijns. Hijzelf staat al jaren niet meer voor de klas. Bij wijze van antwoord mompel ik iets over erfzonde en reïncarnatie en zie tevreden hoe hij bij de lamszadel en gefrituurde zwezerik een fles Château Clerc-Milon 5e Grand Cru Classé 1993 bestelt.
Op de laatste ochtend, toen iedereen vermoeid terug liep naar de gereedstaande bussen, liep er een grote, zware, jongen voor me. Hij droeg een enorme rugzak. Ik kon het niet laten om achter hem aan te sluipen, mijn beide handen op de rugzak te leggen en die met steeds meer gewicht neer te duwen. ‘God, wat is dat ding zwaar!’, hoorde ik hem mompelen. Vanaf dat moment verheugde ik me al op de werkweek van volgend jaar.
Bij wijze van dessert drink ik drie glazen cognac: A.E. Dor nr.8. Geeft mijn beroep mij geen recht diep in het glas te zien?!
Je Marc

Over Marc Boelens

Marc Boelens (1956) studeerde Nederlands: literatuur, kunst & cultuur aan de Hogeschool Holland in Diemen, vertaalde Lilian Peake's zinderende roman A sense of belonging naar het Nederlands, is redacteur bij enkele internettijdschriften (waaronder vanaf het begin bij De Gekooide Roos) en schrijft poëzie en korte verhalen. In zijn vrije tijd is hij flabbergasted
Marc Boelens schreef ook op Schrijf.Net