Nicolaas Matsier Meneer Kortom fluit
Kan meneer Kortom eigenlijk uit de voeten met een muziekinstrument? Maar nee — instrument, dat zou toch werkelijk te veel gezegd zijn. Laten we zeggen dat hij sommige van de bescheiden mogelijkheden die, muzikaal gesproken, direct gegeven zijn met de menselijke anatomie goed weet te benutten. Meer in het bijzonder: meneer Kortom kan, als hij dat wil, fluiten. Gewoon met zijn mond.
Met zijn mond? Nou ja, met zijn mond, zijn lippen, z’n tanden, z’n tong, z’n neus... Wie zal zeggen wat daar verder nog bij komt kijken, dat fluiten? Uiteindelijk het hele lichaam, natuurlijk.
In elk geval heeft het woordenboek, met zijn gebruikelijke afgemetenheid, maar een heel kleine plaats over voor de hier bedoelde activiteit van de heer Kortom. Want wat heet iemand die fluit te doen? ‘Door de vooruitgestulpte geronde lippen een luchtstroom uitblazen en daardoor een scherpe, soms welluidende klank voortbrengen.’
‘Soms welluidend’: schuilt daarin niet een klein begin van erkenning? Misschien mogen wij de heer Kortom hier — voor alle duidelijkheid, maar vooral ook ter onderscheiding van degenen die weliswaar dezelfde bewegingen maken, doch slechts onwelluidende klanken voortbrengen — dus wel een mondfluitist noemen.
Maar nog altijd: mondfluitist in hoogst bescheiden mate. Zijn mondfluiten zou niet makkelijk zelfs maar een klein gespreksonderwerp kunnen worden. Daarvoor is zijn fluitkunst zowel te fragmentarisch als te fragiel. Meneer Kortom is een verlegen fluiter. Hij fluit wanneer het lot hem boven op een golf heeft doen belanden. Als hij een klein eindje mee mag glijden in een beweging die vanzelf al haar eigen elegantie bezat.
Met zijn fluiten zit het namelijk zo.
In zekere zin komt het tot stand zonder enige opzet. Nooit is meneer Kortom van tevoren van plan om dit of dat te gaan fluiten. Hij is niet uit op fluiten. Dat zou hij ook helemaal niet kunnen. Want zijn fluiten is alleen maar een bijproduct van zijn eigen bewondering. Hij doet het fluiten op, om zo te zeggen, door te luisteren. Terwijl hij luistert, en opnieuw luistert, en nog een keer luistert naar de stem van een zingende medemens.
Meestal is die medemens een vrouw. Het kan ook een jongenssopraan zijn, of een countertenor. Er is muziek, iedereen weet dat, die volkomen weerloos maakt. Muziek die wie ernaar luistert als het ware tijdelijk opheft en misschien wel van de aardbodem doet verdwijnen voor zolang als zij duurt. Maar juist die schijnbare totale afwezigheid van degene die luistert is het die ervoor zorgt dat de muziek binnen kan dringen — en blijven. Ook en juist nadat zij compleet verklonken is.
De rest is puur toeval. Of en hoe een flard van een lied of een aria — helaas zelden meer dan een flard! — zich nog eens een weg naar buiten zal weten te banen uit de enorme maar ook nogal onbestemde opslagruimte in het hoofd van de muzikaal niet bijster ontwikkelde meneer Kortom, het zal altijd een open vraag blijven. Of laten we zeggen een verrassing.
Want op de een of andere manier staat een in de loop van jaren opgebouwd allegaartje van stukjes van melodieën en van geheel zelfstandig geworden betekenisvolle flarden, afkomstig uit god mag weten welke opera’s en cantates, toch wel zo’n beetje ter beschikking van meneer Kortom. En zo kan het dus gebeuren dat hij, bij voorbeeld te voet onderweg naar het postkantoor, plotseling een volmaakt fluiten ten beste geeft — dat hij een lied fluit dat al tien jaar in hem zweeg. Of voor het eerst, misschien nog aarzelend, een lied dat hij nog nooit gefloten heeft. Onaantastbaar nadert Kortom het postkantoor, Apollo gelijk, brief in de hand.

Over Nicolaas Matsier

Nicolaas Matsier (geboren 1945 te Krommenie) studeerde klassieke talen en filosofie. Met de verhalenbundels Oud-Zuid (1976) en Onbepaald vertraagd (1979) en de novelle De eeuwige stad (1982) vestigde hij zijn reputatie.
Voor kinderen schreef hij A is een aardappel (1985) en Ida stak een zebra over (1986); voor het laatste boek ontving hij een Zilveren Griffel. In 1985 publiceerde hij de bundel columns Een gebreid echtpaartje.
Nicolaas Matsier vertaalde onder meer werk van A.J. Ayer, Stephan Themerson en Xenophon. Voor zijn vertaling van Alice in Wonderland & Achter de Spiegel werd hij genomineerd voor de Europese Literatuurprijs (de Aristeion-prijs).
Nicolaas Matsier was redacteur van het tijdschrift Raster en schrijft regelmatig voor de Volkskrant, NRC Handelsblad en Vrij Nederland.
In 1994 publiceerde hij de autobiografische roman Gesloten huis, een ontroerend, geestig en tot nadenken stemmend boek over ouderschap en kindzijn, waanzin en rouw. Gesloten huis werd bekroond met de Mekkaprijs van de literaire kritiek en met de F. Bordewijkprijs. De roman werd vier maal genomineerd: voor De Gouden Uil, de AKO-literatuurprijs, de Libris Literatuurprijs en de Europese literatuurprijs (de Aristeion-prijs).
In 1996 verscheen de verhalenbundel Dicht bij huis, zoals de titel al suggereert een vervolg op Gesloten huis.
Nicolaas Matsier op Wikipedia.